Formuleren en spelling hv + v

Welkom!
Fijn dat je er bent,
ga lekker zitten.

Pak je spullen!
  1. lesboek
  2. schrift
  3. pen
  4. leesboek

Open je leesboek, 
we starten met lezen.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Fijn dat je er bent,
ga lekker zitten.

Pak je spullen!
  1. lesboek
  2. schrift
  3. pen
  4. leesboek

Open je leesboek, 
we starten met lezen.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
Je leert:
  • Volledige zinnen maken (die beginnen met een hoofdletter en eindigen met een leesteken).

Slide 3 - Tekstslide

het is november dus Sinterklaas is weer in het land dat vind ik leuk want ik hou veel van cadeaus gezelligheid en pepernoten

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld
Het is november dus Sinterklaas is weer in het land. Dat vind ik leuk, want ik hou veel van cadeaus, gezelligheid en pepernoten.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletters & leestekens
Voor het gebruik van hoofdletters en leestekens in de zin gebruik je een aantal regels:
  • Een tekst bestaat uit zinnen.
  • Elke volledige zin heeft een onderwerp + persoonsvorm.
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
  • Aan het einde van de zin staat een leesteken.
  • Een gewone zin eindigt met een punt. Ik hou van speculaas.
  • Een vraagzin eindigt met een vraagteken. Wil jij voor mij cadeaus kopen?
  • Bij een uitroep gebruik je een uitroepteken. U bent mijn favoriete docent!

Slide 6 - Tekstslide

Even oefenen
was jij gisteren met jouw zusje in middenwaard

Slide 7 - Tekstslide

Voegwoord
Je kunt twee mededelingen samenvoegen met een voegwoord
zoals als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat of zodra.

Ik hou van de herfst, omdat ik dol ben op regen.
Ik hou van de herfst. Omdat ik dol ben op regen.*
Ik hou van de herfst. Ik ben dol op regen.
Omdat ik dol ben op regen hou ik van de herfst.

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletters
Wanneer schrijf je een hoofdletter?
  1. .............................................................................................................
  2. .............................................................................................................
  3. .............................................................................................................

En dagen, maanden, seizoenen en windstreken?

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdletters
  • dagen: maandag, zaterdag...
  • maanden: april, augustus, november...
  • seizoenen: winter, lente, zomer, herfst
  • windstreken: noord, oost, zuid, west


Dagen, maanden, seizoenen en windstreken schrijf je zonder hoofdletter!

Slide 10 - Tekstslide

Je eindigt een zin met:
  1. .............................................................................................................
  2. .............................................................................................................
  3. .............................................................................................................

Wanneer plaats je een komma?

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Je maakt opdracht 2 t/m 5 van §1 Spelling op p. 244-245.
Hoe? Zelfstandig (dus in stilte), antwoorden noteer je in je schrift. 
Hulp? Lees de theorie nog eens door als je het niet goed begrijpt. 
Tijd? 20 minuten, inclusief nakijken. 
Uitkomst? Lastige opdrachten bespreken we achteraf.
Klaar? Laat het zien en haal een nakijkvel op. Je gaat zelfstandig nakijken. 
Ook klaar? Maak de puzzel. 

Slide 12 - Tekstslide

Heb je een vraag?
We bespreken de opdrachten waar je een vraag over hebt. 


Slide 13 - Tekstslide

Lesdoel
Je hebt geleerd:
Volledige zinnen te maken (die beginnen met een hoofdletter en eindigen met een leesteken).

Slide 14 - Tekstslide

Breinbreker
Keesje houdt van appeltaart bakken en haken.

Wat staat hier?
  • Plaats een komma zodat de betekenis verandert.

Slide 15 - Tekstslide