GMK P2.4 Schildklier

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is geen functie van de schildklier?
A
Schildklierhormonen aanmaken
B
Stofwisseling
C
Groei en ontwikkeling
D
Aansturen van hersenen

Slide 2 - Quizvraag

Welke hormoon is thyroxine?
A
TRH
B
TSH
C
T3
D
T4

Slide 3 - Quizvraag

1. De schildklier zorgt voor de juiste temperatuur
2. Bij een trage schildklier word je moe
A
Beide waar
B
1 is waar: 2 niet waar
C
1 niet waar; 2 waar
D
Beide niet waar

Slide 4 - Quizvraag

1. De schildklier stuurt de hersenen aan
2. Hoge T3 en T4 in bloed, zorgen voor minder TSH
A
Beide waar
B
1 waar; 2 niet waar
C
1 niet waar; 2 waar
D
Beide niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Hyperthyreoïdie betekent
A
Te snelwerkende schildklier
B
Te traag werkende schildklier
C
Goed werkende schildklier
D
Anders

Slide 6 - Quizvraag

Iemand met de ziekte van Graves heeft een:
A
Traag werkende schildklier
B
Snelwerkende schildklier

Slide 7 - Quizvraag

Welke middelen kunnen effect hebben op de schildklier?
A
Amiodaron, lithium
B
Carbamazepine, digoxine
C
Olanzapine en metoprolol
D
Diltiazem en omeprazol

Slide 8 - Quizvraag

1. Bij een HYPOthyreoidie heeft het lichaam te weinig energie
2. Bij een HYPERthyreoidie komt gewichtstoename voor
A
Beide waar
B
1 waar; 2 niet waar
C
1 niet waar; 2 waar
D
Beide niet waar

Slide 9 - Quizvraag

De behandeling van hypothyreoïdie is:
A
Suppletie: met levothyroxine
B
Combinatie: thyreostaticum + levothyroxine
C
Titratie: monotherapie thyreostaticum
D
Anders

Slide 10 - Quizvraag

Wat gebeurt er meestal als je hyperthyreoïdie alleen met een thyreostaticum behandelt?
A
Te snel werkende schildklier
B
Te traag werkende schildklier

Slide 11 - Quizvraag

Hoe kan de arts monitoren of iemand goed is ingesteld?
A
T3 en T4 in bloed
B
T3 en T4 in urine
C
T4 en TSH in bloed
D
T4 en TSH in urine

Slide 12 - Quizvraag

Thyreomimeticum betekent
A
Nabootsen van schildklier
B
Blokkeren van schildklier
C
Te snelle schildklier
D
Te langzame schildklier

Slide 13 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van levothyroxine?
A
Op nuchtere maag innemen
B
Complexvorming met ijzer
C
Euthyrox, Thyrax
D
Weinig sterktes

Slide 14 - Quizvraag

Welke effect kan een thyreostaticum op andere middelen hebben?
A
Complexvorming
B
Meer afbraak
C
Minder afbraak
D
Verbeterde opname

Slide 15 - Quizvraag

Waarom wordt bij zwangerschap niet de combinatietherapie gedaan?
A
Thiamazol is teratogeen
B
Levothyroxine is teratogeen
C
Alleen thiamazol passeert de placenta
D
Beide middelen passeren de placenta

Slide 16 - Quizvraag