Wat is de reden voor "Zittend of staand innemen met veel water" advies bij bisfosfonaten?( ged 30min na inname)
A
voor betere opname
B
irritatie aan de slokdarm voorkomen
1 / 32
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 2
In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Wat is de reden voor "Zittend of staand innemen met veel water" advies bij bisfosfonaten?( ged 30min na inname)
A
voor betere opname
B
irritatie aan de slokdarm voorkomen
Slide 1 - Quizvraag
Welk middel moet na 5 jaar in principe stoppen?
A
Calciumcarbonaat
B
Colecalciferol
C
Risedroninezuur
D
Vitamine D
Slide 2 - Quizvraag
Waarom bisfosfonaten 5 jaar gebruiken advies?
A
na 5 jaar niet meer werkzaam
B
er is meer kans op bijwerkingen
Slide 3 - Quizvraag
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
H........
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Slide 9 - Tekstslide
De schildklier beïnvloedt zaken zoals:
Eetlust, opname van voeding, beweeglijkheid van de darm, verbranding van voedingsstoffen, temperatuurregulatie, hartslag, bloeddruk, concentratie, energie geestelijke stabiliteit.
Slide 10 - Tekstslide
Wat is geen functie van de schildklier?
A
Hormonen aanmaken
B
Stofwisseling
C
Groei en ontwikkeling
D
Aansturen van hersenen
Slide 11 - Quizvraag
Welke hormoon is thyroxine?
A
T1
B
T2
C
T3
D
T4
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Video
De schildklier zorgt voor de juiste temperatuur Bij een trage schildklier word je moe
A
Beide waar
B
1 is waar: 2 niet waar
C
1 niet waar; 2 waar
D
Beide niet waar
Slide 14 - Quizvraag
1. De schildklier stuurt de hersenen aan 2. Hoge T3 en T4 in bloed, zorgen voor minder TSH
A
Beide waar
B
1 waar; 2 niet waar
C
1 niet waar; 2 waar
D
Beide niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Hyperthyreoïdie betekent
A
Te snelwerkende schildklier
B
Te traag werkende schildklier
C
Goed werkende schildklier
D
Anders
Slide 17 - Quizvraag
Iemand met de ziekte van Graves heeft een:
A
Traag werkende schildklier
B
Snelwerkende schildklier
Slide 18 - Quizvraag
Welke middelen kunnen effect hebben op de schildklier?
A
Amiodaron, lithium
B
Carbamazepine, digoxine
C
Olanzapine en metoprolol
D
Diltiazem en omeprazol
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
1. Bij een HYPOthyreoidie heeft het lichaam te weinig energie 2. Bij een HYPERthyreoidie komt gewichtstoename voor
A
Beide waar
B
1 waar; 2 niet waar
C
1 niet waar; 2 waar
D
Beide niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
De behandeling van hypothyreoïdie is:
A
Suppletie: met levothyroxine
B
Combinatie: thyreostaticum + levothyroxine
C
Titratie: monotherapie thyreostaticum
D
Anders
Slide 23 - Quizvraag
Wat gebeurt er meestal als je hyperthyreoïdie alleen met een thyreostaticum behandelt?
A
Te snel werkende schildklier
B
Te traag werkende schildklier
Slide 24 - Quizvraag
Hoe kan de arts monitoren of iemand goed is ingesteld?
A
T3 en T4 in bloed
B
T3 en T4 in urine
C
T4 en TSH in bloed
D
T4 en TSH in urine
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Thyreomimeticum betekent
A
Nabootsen van schildklier
B
Blokkeren van schildklier
C
Te snelle schildklier
D
Te langzame schildklier
Slide 27 - Quizvraag
Wat is geen kenmerk van levothyroxine?
A
Op nuchtere maag innemen
B
Complexvorming met ijzer
C
Euthyrox, Thyrax
D
Weinig sterktes
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
Waarom wordt bij zwangerschap niet de combinatietherapie gedaan?
A
Thiamazol is teratogeen
B
Levothyroxine is teratogeen
C
Alleen thiamazol passeert de placenta
D
Beide middelen passeren de placenta
Slide 30 - Quizvraag
De stollingstijd neemt toe. Geef I-01 mee.
Schildkliermiddel opname minder, Thyreomimeticum ten minste 2 uur VOOR of 4 uur NA