1.1 Start wat wil jij kopen

Welkom!
Kennismaking
Economie.. wat is dat?
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Kennismaking
Economie.. wat is dat?

Slide 1 - Tekstslide

Wat ik belangrijk vind:
Respect voor elkaar!
Stil zijn als ik praat!
Aangeven als je iets niet begrijpt of ergens mee zit.
Leuke, gezellige en leerzame sfeer.
(REKENMACHINE, PEN, DEVICE EN BOEKEN!!!)

Slide 2 - Tekstslide

Start laptop op..
Ga naar www.lessonup.com


Voer code in.

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk ik aan bij economie

Slide 4 - Woordweb

Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.1 wat wil jij kopen?
Paragraaf 1.2 waarom koop je dat?
Paragraaf 1.3 sta je sterk als consument?
Paragraaf 1.4 kom je uit met je geld?

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je na deze les?
-De verschillen tussen basis- en overige behoeften.
-De verschillen tussen goederen en diensten.
-Hoe je geldbedragen juist noteert.

Slide 6 - Tekstslide

Basisbehoeften
Dingen die je nodig hebt om te leven.

voorbeelden?

Slide 7 - Tekstslide

Overige behoeften
Zijn behoeften die niet noodzakelijk zijn. Het zijn luxeproducten.

Zoals vakanties, een auto, scooter etc.

Slide 8 - Tekstslide

Basisbehoeften
Overige behoeften

Slide 9 - Sleepvraag

Goederen (kun je aanraken)
Diensten (kun je niet aanraken) Ze doen iets voor je. 

Slide 10 - Tekstslide

Goederen
Diensten

Slide 11 - Sleepvraag

Verbruiksgoederen (kun je maar één keer verbruiken) Tip: je verbruikt het!
Gebruiksgoederen (kun je meerdere keren gebruiken)

Slide 12 - Tekstslide

Waar staan alleen voorbeelden van verbruiksgoederen?
A
Olie, benzine, scooter
B
Water, computer, brood
C
Schaar, potlood, pen
D
Snicker, water, benzine

Slide 13 - Quizvraag

Afronden bij economie
Afronden van geld: altijd 2 decimalen.

Afronden van procenten: 1 decimaal.

Afronden mensen, dagen, etc.: heel getal.

Tenzij er anders gevraagd wordt.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe rond je af?
Als je een getal moet afronden, let dan alleen op het cijfer dat je weglaat. Als dat cijfer lager is dan 5, rond je naar beneden af. Is dat cijfer 5 of hoger, rond je omhoog af. 

6,6 wordt 7

Slide 15 - Tekstslide

voorbeeld 1
93 : 16 = 5,8125
 
Afgerond op twee cijfers achter de komma: 
93 : 16 = 5,81.
In dit geval laat je alle cijfers na de 1 weg, omdat het eerste getal na de 1 kleiner is dan 5.

Slide 16 - Tekstslide

voorbeeld 2
62 : 9 = 6,888888... (een eindeloze reeks achten)
 
Afgerond op twee cijfers achter de komma:
62 : 9 = 6,89
In dit geval laat je alles na de tweede 8 weg. Omdat het eerstvolgende cijfer een 8 is, moet je het getal naar boven afronden.
 

Slide 17 - Tekstslide

Maken
2sC/2sD:
Opdracht 1 tot 9 op blz 8
Wat niet af is wordt huiswerk 

2sA/2sB: 
Opdracht 1 tot 12 op blz 8
Wat niet af is wordt huiswerk 

Slide 18 - Tekstslide

Vervolg 1.1 wat wil jij kopen
-Het verschil tussen consumeren en zelfvoorziening.
-Hoe je een gemiddelde berekend. 
Boeken op tafel en laptop opstarten.

Slide 19 - Tekstslide

Eten en drinken zijn voorbeelden van ...
A
Basisbehoeften
B
Overige behoeften
C
Niet-noodzakelijke behoeften
D
Secundaire behoeften

Slide 20 - Quizvraag

Haren knippen
A
Goederen
B
Diensten

Slide 21 - Quizvraag

Goederen die je meerdere keren kunt gebruiken zijn
A
verbruiksgoederen
B
gebruiksgoederen
C
goede goederen
D
langeduur goederen

Slide 22 - Quizvraag

Consumeren
  • Consumeren = in je behoeften te voorzien door iets te kopen. Die persoon noem je een consument.

Slide 23 - Tekstslide

Zelfvoorziening
Je kunt ook in je behoeften voorzien door zelfvoorziening. ​
Wat je nodig hebt of graag wilt hebben voor eigen gebruik, produceer je dan zelf. 

Voorbeelden?

Slide 24 - Tekstslide

Bereken het gemiddelde

Slide 25 - Tekstslide

Gemiddelde
9,2+8,6+8+8,6
delen door
= 34,4 / 4
= 8,6

dus totaal/ aantal

Slide 26 - Tekstslide

Bereken het gemiddelde
3,50 + 2,80 + 2,60 + 7 + 12

Slide 27 - Open vraag

Je koopt een nieuwe iPhone, wat doe je nu?
A
Behoefte
B
Consumeren
C
Produceren

Slide 28 - Quizvraag


Maartje bakt zelf een taart voor haar verjaardag dit is..
A
Consumeren
B
Zelfvoorziening

Slide 29 - Quizvraag


Ellen gaat in de pauze naar de supermarkt om een frikandelbroodje te kopen, dit is...
A
Consumeren
B
Zelfvoorziening

Slide 30 - Quizvraag

Maken
2sC/2sD:
Opdracht 10 tot 19 op blz 10
Wat niet af is wordt huiswerk 

2sA/2sB: 
Opdracht 13 tot 15 op blz 10
Wat niet af is wordt huiswerk 

Slide 31 - Tekstslide