Verkoopgesprek

3. Omgaan met klanten
Het verkoopgesprek
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkooppraktijkPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3. Omgaan met klanten
Het verkoopgesprek

Slide 1 - Tekstslide

Verkoopgesprek
Verkoopgesprek = gesprek dat je met klanten voert om iets te verkopen

Een goed verkoopgesprek bestaat uit een aantal stappen die je neemt om de klant zo goed mogelijk te kunnen helpen.

Slide 2 - Tekstslide

Stappen verkoopgesprek
1. Observeren
2. Benaderen
3. Doorvragen
4. Informeren en/of adviseren
5. Bijverkoop of plaatsvervangende verkoop
6. Afrekenen
7. Afscheid nemen

Slide 3 - Tekstslide

1. Observeren
Observeren = kijken naar de klant (niet té opvallend natuurlijk)
 - Hoe gedraagt de klant zich? Wat zie je? 

Lichaamstaal = door gebruik van je lichaam laten zien wat je wilt zeggen. = non-verbale communicatie (zonder woorden)

Verbale communicatie = mét woorden iets duidelijk maken

Slide 4 - Tekstslide

2. Benaderen
Benaderen van de klant = op de klant afstappen en aanspreken

Inspringmoment = wanneer spreek je de klant aan?
- de klant kijkt moeilijk of lijkt te twijfelen
- de klant staat lang stil
- de klant gedraagt zich stiekem

Slide 5 - Tekstslide

3. Doorvragen
Wat heeft de klant nodig en hoe kan jij het beste helpen?
Vragen stellen!
Open vragen = een vraag waar geen ja of nee op geantwoord kan worden

Waarom-vraag = koopmotief
Wat- vraag = koopwens
Ik ben op zoek naar een cadeau voor Valentijnsdag voor mijn vriend/vriendin.
Gerichte vragen stellen
Gerichte koopwens = de klant weet al precies wat hij/zij nodig heeft

Slide 6 - Tekstslide

4. Informeren / adviseren
Informeren = informatie geven over het product
Productkennis = wat je weet over het product
Adviseren =  de klant helpen om de juiste keuze te maken

Voordelen = goede eigenschap van het product = verkoopargument
Nadelen eigenschap van een product dat minder fijn is.
Deze air pods zijn erg mooi, goede kwaliteit, je hebt 1 jaar garantie, maar ze zijn wel duur.

Slide 7 - Tekstslide

5. Bijverkoop / plaatsvervangende verkoop

Omzet = geld dat verdiend wordt in de winkel 
Bijverkoop = iets extra's erbij verkopen
- telefoon + hoesje
- broek + riem
- schoenen + onderhoudsspray
Plaatsvervangende verkoop = een ander product aanbieden 
- andere kleur
- ander merk

Slide 8 - Tekstslide

6. Afrekenen
Afrekenen --> naar de kassa --> betalen
Klant goed gevoel geven over de aankoop!
- informatie geven
- garantie/kassabon?
- cadeau inpakken
- tasje?
- netjes en voorzichtig

Slide 9 - Tekstslide

7. Afscheid nemen
Tot het laatste moment kan je de klant nog een goed gevoel geven over de aankoop.
- Nog even meelopen naar de uitgang, deur open houden
- Helpen met inladen

Aftersales = alle dingen die een winkel doet om de klant de aankoop tevreden te houden.
- garantie
-thuisbezorgen

Slide 10 - Tekstslide

Werken in de map.
Hoofdstuk 3 afmaken blz. 104 t/m 120

Klaar? --> keuzeopdracht
timer
30:00

Slide 11 - Tekstslide