In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Toetsvragen Thema 3 Erfelijkheid en Evolutie MAX
Slide 1 - Tekstslide
Waarvan spreken we als het gaat om het sterkste dier overleeft?
A
Isolatie
B
Natuurlijke selectie
C
Kunstmatige selectie
Slide 2 - Quizvraag
Hoe noemen we het als twee populaties van elkaar gescheiden raken door een natuurlijke oorzaak?
A
Isolatie
B
Evolutie
C
Natuurlijke selectie
Slide 3 - Quizvraag
Wie iets de grondlegger van de evolutietheorie?
A
Columbus
B
Darwin
C
Marco Polo
D
Einstein
Slide 4 - Quizvraag
Mutaties zijn niet noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Natuurlijke selectie is noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Vul de tekst aan.
geloven dat de
afstammen van andere
Zo'n langzame
noemen we
................................
..........................
....................
..................
................
ontwikkeling
diersoorten
evolutie
biologen
mensen
Slide 7 - Sleepvraag
Het proces waarbij organismen zich aanpassen aan hun omgeving noem je...?
A
Ecologie
B
Charles Darwin
C
Survival of the fittest
D
Evolutie
Slide 8 - Quizvraag
Hoe noem je het proces dat ervoor zorgt dat organismen van dezelfde soort steeds meer van elkaar gaan verschillen?
A
evolutie
B
evolutietheorie
C
isolatie
D
dat bestaat niet
Slide 9 - Quizvraag
Darwin had het over 'survival of the fittest' Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?
A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent
Slide 10 - Quizvraag
Zijn alle soorten waarvan fossielen worden gevonden uitgestorven?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Wat is geen rudimentair orgaan?
A
Het heupbeen bij een walvis
B
De blinde darm bij de mens
C
Het staartbotje bij een kat
D
Het staartbeen bij de mens
Slide 12 - Quizvraag
Een verwantschapsschema
In de afbeelding is in een verwantschapsschema de afstamming van een aantal soorten weergegeven.
Welke soort is eerder ontstaan, soort 3 of soort 7?
A
soort 3
B
soort 7
Slide 13 - Quizvraag
Bij welke overeenkomsten in bouw of functie van organen hebben soorten dezelfde gemeenschappelijke voorouder? (Bijvoorbeeld vleugel)
A
Verschillende functie
Dezelfde bouw
B
Dezelfde functie
Verschillende bouw
Slide 14 - Quizvraag
Genen je een huidcel zijn gelijk aan de genen in je levercel
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Kan iemand een gen voor stijl haar hebben en een gen voor krullend haar?
A
ja
B
nee
Slide 16 - Quizvraag
Welk antwoord hoort niet bij de 3 punten waar we naar kijken voor verwantschap?
A
De bouw van organen
B
De processen in cellen
C
Het uiterlijk van de dieren
D
De samenstelling van stoffen in cellen
Slide 17 - Quizvraag
Wat zijn rudimentaire organen?
A
Bepaalde organen die je niet meer nodig hebt
B
Organen die je er 2 hebt in je lichaam zoals je nieren
C
Bepaalde organen die snel beschadigd zijn
D
Organen die overeenkomen met andere organismen
Slide 18 - Quizvraag
Wat is klassieke biotechnologie
A
Betere eigenschappen door fokken of veredeling
B
Betere eigenschappen door genetische modificatie
C
Nakomelingen krijgen
D
Genetische modificatie
Slide 19 - Quizvraag
Biotechnologie wordt toegepast op:
A
voedingsmiddelen
B
geneesmiddelen
C
hormonen
D
allemaal
Slide 20 - Quizvraag
Wat kan er fout gaan bij biotechnologie?
A
Dat er schadelijke bacteriën vrijkomen
B
Misvormde dieren
C
Sterker worden bij gebruik genetisch gemodificeerd voedsel
D
Dat het te duur wordt
Slide 21 - Quizvraag
Wat is biotechnologie?
A
Het inbrengen van nieuwe informatie in Bacteriën
B
een verzamelnaam voor technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten te maken voor de mens.
Slide 22 - Quizvraag
Wat wordt er gedaan bij recombinant-DNA-techniek?
A
Met behulp van bacteriën wordt van melk yoghurt gemaakt.
B
Nieuwe klonen worden gemaakt van gunstige organismen.
C
Door het gebruik van gisten wordt brood, bier en wijn bereid.
D
In het DNA van een organisme wordt nieuwe erfelijke informatie aangebracht.
Slide 23 - Quizvraag
Wat is recombinant-DNA-techniek?
A
Negatieve eigenschappen toevoegen
B
Geen eigenschappen toevoegen
C
Positieve eigenschappen toevoegen
Slide 24 - Quizvraag
Wat is CRISPR-Cas9?
A
Een schaar die DNA knipt
B
De naam van een Chinees onderzoek
C
Een bacterie die iets doet
D
Een schimmel die iets doet
Slide 25 - Quizvraag
Wat is nu mogelijk met behulp van Crispr-Cas9?
A
Stimuleren van de menselijke afweer
B
Op elke gewenste plek in het DNA knippen
C
'foute' genen in DNA repareren
D
Virussen bestrijden die zich in ons DNA inbouwen
Slide 26 - Quizvraag
PAH is een aandoening waarbij de bloedvaten in de longen vernauwd zijn. PAH kan verschillende oorzaken hebben. Eén daarvan is een erfelijke afwijking, veroorzaakt door een dominant gen (A). In de afbeelding zie je een stamboom van een familie waarin de erfelijke vorm van PAH voorkomt. Wat is het genotype van persoon P?
Slide 27 - Open vraag
PAH is een aandoening waarbij de bloedvaten in de longen vernauwd zijn. PAH kan verschillende oorzaken hebben. Eén daarvan is een erfelijke afwijking, veroorzaakt door een dominant gen (A). In de afbeelding zie je een stamboom van een familie waarin de erfelijke vorm van PAH voorkomt. Wat is het genotype van persoon Q?