In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Erfelijkheid en Evolutie
DNA technieken
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Terugkoppelingsvragen
Uitleg basisstof 8
Kennisvragen
Zelfstandig werken
Slide 2 - Tekstslide
Wie is de grondlegger van de evolutietheorie?
A
Richard Dawkins
B
Stephen Hawking
C
Albert Einstein
D
Chales Darwin
Slide 3 - Quizvraag
Isolatie is:
A
groepen organismen van dezelfde soort leven samen
B
groepen organismen van verschillende soorten leven samen
C
groepen organismen van dezelfde soort trekken naar elkaar toe
D
groepen organismen van dezelfde soort raken van elkaar gescheiden
Slide 4 - Quizvraag
Bij een mutatie in welk type cellen zijn de gevolgen het grootst?
A
Bij een mutatie in bloedcellen.
B
Bij een mutatie in geslachtscellen.
C
Bij een mutatie in huidcellen.
Slide 5 - Quizvraag
Waarvan spreken we als het gaat om het sterkste dier overleeft?
A
Isolatie
B
Natuurlijke selectie
C
Kunstmatige selectie
Slide 6 - Quizvraag
Hoe noem je het proces dat ervoor zorgt dat organismen van dezelfde soort steeds meer van elkaar gaan verschillen?
A
evolutie
B
evolutietheorie
C
isolatie
D
dat bestaat niet
Slide 7 - Quizvraag
We spreken van een mutant wanneer
A
een mutatie zichtbaar is in het genotype
B
een mutatie niet zichtbaar is in het genotype
C
een mutatie zichtbaar is in het fenotype
D
een mutatie niet zichtbaar is in het fenotype
Slide 8 - Quizvraag
Hoe is verandering van genotype mogelijk?
A
Mutatie
B
Geslachtelijke voortplanting
C
Kunstmatige selectie
D
Alle drie de antwoorden
Slide 9 - Quizvraag
Met welk dier heeft de giraf het meeste verwantschap?
A
Dwergherten
B
Nijlpaarden
C
Tandwalvissen
D
Baleinwalvissen
Slide 10 - Quizvraag
Welke dieren hebben de minste verwantschap?
A
Slijmprik en vissen
B
Slijmprik en reptielen
C
Zoogdieren & reptielen
D
Zoogdieren en vogels
Slide 11 - Quizvraag
Met wie heeft soort B de meeste verwantschap?
A
A
B
C
C
D
D
E
Slide 12 - Quizvraag
Haaien zijn gewervelde dieren. In de afbeelding zie je een stamboom die de afstamming van verschillende groepen gewervelde dieren weergeeft volgens de evolutietheorie. welke antwoorden zijn goed?
A
Haaien zijn eerder ontstaan dan beenvissen.
B
Beenvissen zijn meer verwant aan haaien dan
aan amfibieën.
C
A en B kloppen allebei
D
A en B kloppen allebei niet
Slide 13 - Quizvraag
Sleep de juiste afbeelding naar de bijbehorende structuur.
overeenkomst in bouw
overeenkomst in functie
Rudimentair
Slide 14 - Sleepvraag
DNA-technieken
Slide 15 - Tekstslide
Lesdoel
Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven.
Slide 16 - Tekstslide
Biotechnologie
Technologie waarbij organismen worden gebruikt om voor mensen producten te maken
Slide 17 - Tekstslide
Recombinant-DNA-techniek
Bij recombinant DNA techniek wordt DNA van meerdere organismen met elkaar gemengd.
Bijv. insuline gemaakt door bacteriën
Slide 18 - Tekstslide
Crispr-Cas
Bij crispr-cas worden gericht wijzigingen aangebracht in genen van een organisme.
Dat noem je met een Engels woord gene editing.
Crispr-Cas wordt gebruikt voor gen therapie.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Genetische modificatie
Het aanpassen van erfelijke eigenschappen bij organismen door de mens wordt genetische modificatie genoemd.
Een genetisch gemodificeerd organisme noem je transgeen.
Slide 21 - Tekstslide
Genetisch modificatie
Slide 22 - Tekstslide
DNA testen
misdaadbestrijding
fraude met vlees
erfelijkheidsonderzoek
vaderschapstesten
verwantschap tussen soorten
Slide 23 - Tekstslide
Wat wordt er gedaan bij recombinant-DNA-techniek?
A
Met behulp van bacteriën wordt van melk yoghurt gemaakt.
B
Nieuwe klonen worden gemaakt van gunstige organismen.
C
Door het gebruik van gisten wordt brood, bier en wijn bereid.
D
In het DNA van een organisme wordt nieuwe erfelijke informatie aangebracht.