Woorden 3.3 Les 2 Antoniemen

woorden 3.3 Antoniemen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

woorden 3.3 Antoniemen

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les:
- Je kent de betekenis van de behandelde woorden.
- Je weet wat een antoniem is. 
- Je weet wat voor- en achtervoegsels zijn. 
Morfologisch verschijnsel affigering ( affixen ; suffixen & prefixen)

Slide 2 - Tekstslide

Antoniemen
  • Antoniemen zijn woorden met een tegenovergestelde betekenis
  • Met antoniemen kun je de betekenis van woorden die je niet kent achterhalen
  • Let op signaalwoorden die een tegenstelling aankondigen
maar, daarentegen, juist, in tegenstelling tot
  • Je herkent antoniemen soms aan voor- en achtervoegsels

Slide 3 - Tekstslide

Filmpjes
Kijk de filmpjes, deze ondersteunen de theorie in het boek.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

kwaad - boos
A
synoniem
B
antoniem

Slide 7 - Quizvraag

Het antoniem van 'vaak' is:
A
nooit
B
meestal
C
frequent
D
dikwijls

Slide 8 - Quizvraag

sanctie - straf
A
synoniem
B
antoniem

Slide 9 - Quizvraag

het antoniem van aanmoedigen is:
A
stimuleren
B
ontmoedigen
C
demotiveren
D
bevorderen

Slide 10 - Quizvraag

snel - traag
A
synoniem
B
antoniem

Slide 11 - Quizvraag

licht
blij
dag
mooi
groot
donker
verdrietig
nacht
lelijk
klein

Slide 12 - Sleepvraag

Wat is het antoniem van elke dag hetzelfde
A
steeds
B
opnieuw
C
variëren
D
houtje-touwtje

Slide 13 - Quizvraag

5. Waar staat een goed antoniem?
A
complex - ingewikkeld
B
moeilijk - ingewikkeld
C
complex - imcomplex
D
complex - eenvoudig

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het antoniem van luxe
A
spartaans
B
weelderig
C
duur
D
neutraal

Slide 15 - Quizvraag

10. Een antoniem in een zin wordt vaak aangekondigd door een:
A
verwijswoord
B
voornaamwoord
C
signaalwoord
D
synoniem

Slide 16 - Quizvraag

Welk antoniem kun je invullen?
De hond was doodziek, nu is hij........
A
zieker
B
buiten
C
kerngezond
D
bij oma

Slide 17 - Quizvraag

Antoniemen herken je soms aan:
A
voorzetsels
B
achtervoegsels
C
voorvoegsels
D
verwijswoorden.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een antoniem van interesse?
A
Geïnteresseerd
B
Boeiend
C
Desinteresse
D
Oplettendheid

Slide 19 - Quizvraag

Woorden met een tegengestelde betekenis noem je synoniemen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Woorden met een tegengestelde betekenis noem je antoniemen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het antoniem van een niet-roker?
A
Een roker die gestopt is
B
Een roker
C
Iemand die begint met roken

Slide 22 - Quizvraag

Voor- en achtervoegsels.
Antoniemen herken je soms door voor- of achtervoegsels.
De voorvoegsels: on-, non-, niet-, anti-, contra-, ir-, a-, in-, dis-, de- en des- betekenen NIET of TEGEN.(prefix)
Het achtervoegsel -loos betekent zonder.( suffixen)

Slide 23 - Tekstslide

Bedenk een voorvoegsel dat "niet", "geen" of "tegen" betekent.

Slide 24 - Open vraag

Kunnen voorvoegsels en achtervoegsels als een los woord voorkomen?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Schrijf een woord op met het voorvoegsel: contra-, ir- of dis-

Slide 26 - Open vraag

Het achtervoegsel -loos betekent....
A
Min
B
Groot
C
Negatief
D
Zonder

Slide 27 - Quizvraag

Schrijf een woord op met het voorvoegsel: des- on- of non-

Slide 28 - Open vraag

Huiswerk
- zie it's learning

Slide 29 - Tekstslide