Present Simple and possessive 2HM

                           and possessive                                  2HM2
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

                           and possessive                                  2HM2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
Wat weet je nog over de Present Simple?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
Formule
Gebruik
Voorbeeld
+: Stam + (s)
We gebruiken de present simple bij feiten, gewoontes en regelmaat
I play football.
Water boils at 100 degrees.
She speaks Spanish
?: Do/does + onderwerp + stam

Do you play football?
Does water boil at 100 degrees?
Does she speak Spanish? 
x: Don't/doesn't + stam
I don't play football.
Water doesn't boil at 100 degrees. 
She doesn't speak Spanish.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple



Je gebruikt de Present Simple bij:

  • FEITEN
  • GEWOONTEN
  • REGELMATIGHEDEN



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?
A
ww + - ed
B
shit = bij she/he/it : ww +-(e)s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
A
I am scanning the items.
B
They scanned the items.
C
We have scanned the items.
D
He scans the items.

Slide 7 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present simple: We _____ football.
A
like
B
likes

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
Welke zin staat in de present simple?
A
He travels to work four times a week.
B
He travelled to work four times a week.
C
He is travelling to work.
D
He has travelled to work.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple is:
Wat is de present simple?
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordig tijd
C
Toekomst

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
Welke zin staat niet in de Present Simple?
A
Dogs wag their tail when they are excited.
B
Sarah usually runs to school.
C
Cats tend to scratch things.
D
Jeffrey has been cycling for hours.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. I like scary movies.
2. He is walking the dog.
3. We danced all night long.
4. She plays the piano.
5. They are my parents.
Present Simple
Not Present Simple
1
2
3
4
5

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij de present simple of de present continuous?
Present Simple
Present Continuous
Gewoonte
Feit
Als iets regelmatig wel/niet gebeurt
Als iets NU gebeurt
Als iets op dit moment bezig is
tegenwoordige tijd
duurvorm

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple
Other
Calls
Bitten
Walk
Thought
Think
Sees
Saw
Called
Speaks
Speaking

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

possessive

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Possessive (BEZIT): 's / s' / of
 correct possessives
                                         


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which "Possessive"
is CORRECT?
A
A person's clothes.
B
A persons clothes.
C
A persons's clothes.
D
A persons' clothes.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which possessive is
CORRECT?
A
The trees leaves
B
The tree's leaves
C
The trees' leaves
D
The leaves of the trees

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which "Possessive"
is CORRECT?
A
This is Marys' car.
B
This is Mary's car.
C
This is Marys's car.
D
This is Marys car.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which "Possessive" is CORRECT?
A
New York's streets
B
New York its streets
C
New Yorks' streets
D
The streets of New York

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I completely understand today's grammar...
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Deze slide heeft geen instructies