Nu Nederlands woordenschat 2f NUN 1.1-1.3

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

woordenschatquiz

NUN 1.1-1.3

In dit boekje kun je lezen hoe je het programma kunt

heractiveren

1. niet activeren
2. opnieuw activeren
3. actief zijn

Deze nieuwe fiets is goed
om mee naar de stad te fietsen.

bruikbaar

1. niet te gebruiken
2. te gebruiken
3. opnieuw te gebruiken

Sommige mensen zijn
en zeggen kwetsende dingen

gevoelloos

1. zeer gevoelig
2. opnieuw gevoelig
3. zonder gevoel

De instellingen van alle machines worden
gecontroleerd

planmatig

1. met een plan
2. zonder een plan
3. volgens een plan

De reactie van de student kwam

onverwachts

1. niet verwacht
2. zonder reden
3. niet normaal

studeer ik iedere dag één uur

Gewoonlijk

1. niet zoals altijd
2. normaal
3. zonder moeite

"Vallende sterren" is een natuurlijk

verschijnsel

1. iets wat licht geeft
2. iets wat zich voordoet
3. iets wat je kunt zien

versprak hij zich.

Onbewust 

1. met opzet
2. zonder het te bedenken
3. met ons bewustzijn

Hij zag de
van zijn nieuwe schoenen in de ruit

weerspiegeling

1. iets wat reflecteert
2. iets waar je over na moet denken
3. iets wat je opnieuw ziet

Als helpende zorg en welzijn werk je altijd onder begeleiding van een

eindverantwoordelijke.

1. degene die alle antwoorden weet.
2. degene aan wie je uit moet leggen waarom je iets hebt gedaan.
3. degene die de kantjes ervan afloopt
4. degene die uiteindelijk verantwoordelijk is voor alles

Bedenk goed welke kleur in je huiskamer past vóór je een nieuw bankstel

aanschaft

1. verkoopt
2. koopt
3. aanschouwt
4. aanblijft

In een tweedehands winkel koop je een theeservies voor een

habbekrats

1. honderden euro's
2. twintig euro
3. een dure sjaal
4. weinig geld (goedkoop)

Aan de
van de wijzer kun je zien hoe laat het ongeveer is.

positie

1. Omstandigheden waar iemand zich in bevindt
2. plaats waar iemand zich bevindt
3. verzorging
4. hoogte

In die misdaadserie zoeken ze altijd naar het
van de dader.

motief

1. figuur dat regelmatig wordt herhaald
2. gedachte
3. herinnering
4. reden waarom je iets doet

Bij een discussie of betoog ga je uit van een ,
die je onderbouwt met argumenten.

stelling

1. steiger
2. open kast om iets in op te bergen
3. bewering waarvan je aanneemt dat die waar is.
4. iets wat je wilt bereiken

Bij het bakken van het brood had de bakker een

van tien minuten extra

omdat hij niet precies wist of de oven heet genoeg werd.

marge

gecalculeerd

1. kloktijd, ingespeeld
2. gradenlijst, uitgezet
3. schaal, opgezet
4. speling, berekend

De auteur van het Boekenweekgeschenk

dit jaar in het filiaal van de boekhandel aan de Nieuwe Markt.

signeert

1. tekenen
2. handtekening zetten
3. schenkt
4. cadeau geven

De wijkverpleegkundige is
tegen Corona.

resistent

1. heeft weerstand tegen
2. is ingeënt tegen
3. is gewend aan
4. kan tegen

Het te veel betaalde bedrag van 20 euro wordt

gerestitueerd 

1. afgeboekt
2. overgeschreven
3. achtergehouden
4. terugbetaald

Dit is een
opleiding

erkende

1. bekent
2. bekende
3. goedgekeurde
4. ingezien