Techniek 4 - Elektriciteit en magnetisme

• NT2
• HBO
• Studiejaar 1

Elektriciteit en magnetisme

leerdoel: B.7

Boek:

- 7.4 elektriciteit en magnetisme 

- 8.4 energie omzetting

Wat gaan we doen vandaag?

Elektriciteit

manetisme

energie

Elektriciteit

Statische elektriciteit

Statische elektriciteit

Wrijving --> elektronen springen over

lading kan niet wegvloeien

isolerende en geleidende materialen

ontlading --> schok

Elektrische stroom

Nodig:

- Spanningsbron (batterij)

- Gesloten stroomkring

- elektrisch geleidende materialen 

Elektronen gaan van - naar +

Stroom gaat van + naar - 

Glas en porselijn zijn isolerende materialen

zilver is een geleidend materiaal

dus het antwoord is B

Schakelaar & weerstand

Schakelaar: onderbreekt de stroomkring (lichtknopje)

Weerstand: stroom kiest de weg met de minste weerstand

Spanning en stroom

Spanning (V):

- Druk die nodig is om stroom vooruit te duwen

- eenheid: Volt (V)

- Nederland: 230 V

Stroomsterkte (I):

- aantal elektronen dat door de stroomkring beweegt

- eenheid: Ampère (A)

Serie- en parallel schakeling

Serie

- Spanning verdeelt zich

- Stroomsterkte blijft gelijk

Parallel:

- Spanning blijft gelijk

- Stroomsterkte verdeelt zich

de eenheid van stroom is in volt, dus het is sowieso een voltmeter. antwoord A en C vallen dus af. 

Bij 1 blijft het een serieschakeling, hier blijft dus de stroomsterkte gelijk maar de spanning verdeeld zich. 

Bij 2 wordt het een parallel schakeling, hier blijft de spanning gelijk, maar blijft wordt de stroomsterkte verdeeld. 

Je wilt weten wat de stroomsterkte is, dus om op een betrouwbaar antwoord te komen moet de stroomsterkte gelijk blijven aan het lampje. dus moet de meter op plek 1.

dus het antwoord is antwoord B

Weerstand

Wet van Ohm

Stroomsterkte (I)= Spanning (V) / Weerstand (R)

Stroomsterkte (I): Ampere (A)

Spanning (V)= Volt (V)

Weerstand (R)= Ohm 

Meer spanning = grotere stroomsterkte

Meer weerstand = kleinere stroomsterkte

Magnetisme 7.4.4

Energie 8.4

Energie omzetting --> totale energie is altijd gelijk

Rendement: nuttige energie

Energiebronnen

Energieverbruik

 E(energieverbruik) in Joule = P (vermogen) in watt  x t(tijd) per seconde

Voorbeeld

het vermogen van de waterkoker is 2200 W (watt). De water koker staat 3 minuten en 20 sec aan voordat het water kookt. hoeveel energie heeft dit gekost in joule?

en in kWh?

Oefenen

De tv staat 3 uur aan en heeft een energieverbruik van 30 kWh, wat is het vermogen van de tv in watt?

Zelfstudie

7.4.3 laatste stukje over zekering, randaarde en aardlekschakelaar

7.4.4 laatste stukje over de elektromotor en dynamo

8.4 laatste stukje over biomassa en duurzame energie etc. 

Opdrachten: 7.5 en 8.9-8.11

Oefenopgaven online: Opg. 7,8 H7 en Opg 9,10 H8

Toetsvragen