Start argumenteren

Welkom
Pak alvast: Leesboek en Nieuw Nederlands 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
Pak alvast: Leesboek en Nieuw Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Lezen
Start argumenteren:
Uitleg + opdrachten
Afsluitende klassikale opdracht


Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les
... kan je onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten;
... kan je argumenten, tegenargumenten/ weerleggingen herkennen en begrijpen.

Slide 3 - Tekstslide

Even opfrissen
  • Wat is een standpunt?
  • Wat is een argument?
  • 'De maximumsnelheid van auto's moet niet hoger zijn dan 100 km/uur. Dat is veel beter voor het milieu.'

Slide 4 - Tekstslide

Standpunt
  • Een standpunt is een mening over iets
  1. Ik vind het (g)een goed idee dat Nederland minder geld aan ontwikkelingshulp gaat geven.
  • Soms signaalwoorden: ik vind, volgens mij, dus, daarom 

Slide 5 - Tekstslide

Argument
  • Een argument is een reden voor wat je vindt 
  • Verdedigen eigen standpunt of bijv. aanvallen standpunt van een ander
  • Vaak signaalwoorden: want, omdat, namelijk, aangezien, immers of een dubbele punt
  • 'Laptops in de klas moeten verboden worden, omdat ze leiden tot concentratieverlies.'
  • 'Daar ben ik het niet mee eens, omdat ze juist ook heel behulpzaam kunnen zijn bij sommige opdrachten.'

Slide 6 - Tekstslide

Argumenteren
  • Vertellen wat je vindt en waarom
  • Dit kan in een gesprek of presentatie, maar ook schriftelijk
  • TW2: Leestoets argumenteren. Kennis toepassen op tekst
  • Argumenteren H2: soorten argumenten, tegenargumenten en weerlegging, argumentatiestructuren -en schema's.

Slide 7 - Tekstslide

Verschillende argumenten
'Omdat Nederland behoort tot de twintig meest welvarendste landen van de wereld, zouden we in ons land meer vluchtelingen moeten toelaten.'

'We moeten meer vluchtelingen toelaten. Het is immers onze morele plicht om medemensen te helpen.'

Slide 8 - Tekstslide

Feitelijk en waarderend
  • Feitelijk = objectief. Te controleren, waar of onwaar!
  • Waarderend = subjectief. Wenselijk, gepast, goed of slecht, etc. 
  • Waarderend argument moet je vaak verder ondersteunen.

Slide 9 - Tekstslide

Feitelijk of waarderend?
  • 'Ik vind een telefoon onmisbaar, want zonder telefoon zou ik echt ongelukkig zijn.'
  • 'Amsterdam is een goede stad voor een ckv-excursie, omdat de stad veel verschillende musea heeft.'

Slide 10 - Tekstslide

Tegenargument/ weerlegging
  • 'Er moet minder getoetst worden, want het aantal toetsen loopt de spuigaten uit.'
  • Niet mee eens? Dan kan je twee dingen doen:
  • Ingaan op het standpunt: 'Daar staat tegenover dat toetsen wel nuttig zijn; ze geven immers inzicht in de vaardigheden van de leerlingen.'
  • Ingaan op het argument: 'Twee toetsen per week is toch niet enorm veel? Je hebt dan wekelijks drie lesdagen zonder een toets.'

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
  • Maak opdracht 1, 2 en 4 (blz. 61-62)
  • +- 10 minuten
  • Samenwerken
  • Klaar? Even iets voor jezelf
  • Nakijken doen we volgende les
  • Niet klaar = huiswerk 

Slide 12 - Tekstslide

Voor of tegen?
  • We behandelen een paar standpunten
  • Eens: bij het raam staan. Oneens: bij de deur staan. Twijfel: in het midden.
  • Als iedereen staat, druk ik op de bel en geef ik iemand het woord

Slide 13 - Tekstslide

Standpunt
Eens: bij het raam. Oneens: bij de deur. Twijfel: in het midden.
  1. Leerlingen die gemiddeld een 7,5 staan, moeten vrijgesteld worden van lessen.
  2. Alleen mensen met een IQ hoger dan 85 mogen stemmen.
  3. De media mogen pas verhalen over seksueel misbruik publiceren als de daders veroordeeld zijn.
  4. Stelling uit de klas?

Slide 14 - Tekstslide

Vooruitblik
Huiswerk: afmaken opdracht 1, 2 en 4 H2 Argumenteren
Volgende les: verder met argumenteren

Slide 15 - Tekstslide