Een eigen bedrijf - Financiën

De financiën in balans
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Management en organisatieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De financiën in balans

Slide 1 - Tekstslide

De start van een eigen onderneming


Leerdoelen

Je kunt een investeringsbegroting lezen
Je kunt een resultatenbegroting lezen en opstellen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Investeringsbegroting

Slide 4 - Tekstslide

Investeringsbegroting
  • Inventaris

  • Voorraad goederen

  • Geld

Slide 5 - Tekstslide

Investeringsbegroting
  • Hiermee kun je een inschatting maken hoeveel geld je nodig hebt om een eigen zaak te beginnen.

Slide 6 - Tekstslide

Vaste opbouw investeringsbegroting
Vaste activa
  • grond 
  • gebouw
  • inventaris
Vlottende activa
  • voorraad goederen
  • debiteuren
Liquide middelen
  • betaalrekening
  • kas

Slide 7 - Tekstslide

Een begroting maken

Een begroting is een voorspelling van de toekomst. Wat gebeurt er als....?


Een resultatenbegroting (wat gaan we verdienen?)

Slide 8 - Tekstslide

Resultatenbegroting
  • De resultatenrekening geeft een overzicht van de verwachte toekomstige kosten en opbrengsten.

Slide 9 - Tekstslide

Resultatenbegroting

Slide 10 - Tekstslide

Afschrijvingskosten
De kosten van waardevermindering van vaste activa

Slide 11 - Tekstslide

de nettowinst + bedrijfskosten
is gelijk aan de...
A
omzet
B
brutowinst
C
inkoopwaarde
D
afzet

Slide 12 - Quizvraag

de omzet bereken je door..
A
inkoopprijs x afzet
B
inkoopwaarde+ bedrijfskosten
C
verkoopprijs x afzet
D
nettowinst+ inkoopwaarde

Slide 13 - Quizvraag

de omzet is gelijk aan..
A
de nettowinst, bedrijfskosten en inkoopwaarde
B
nettowinst en inkoopwaarde
C
brutowinst en bedrijfskosten
D
brutowinst en nettowinst

Slide 14 - Quizvraag

Marketingplan
-> SWOT-analyse 
(sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen 
voor de onderneming)

->  Marketingmix; de 4 P's
(product, prijs, promotie, plaats)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Wat denk je dat 'investeren' betekent?

Slide 17 - Woordweb

Investeringsplan
Investeren =
  • ergens geld aan besteden
  • aanschaffen van de dingen die je nodig hebt voor je bedrijf
Investeringsplan of investeringsbegroting =
  • overzicht maken van alles waarin je wil investeren (wat je nodig hebt voor je bedrijf)

Slide 18 - Tekstslide

Investeringsplan
Investeringen in groepen:
  • Inventaris => dingen die we nodig hebben om ijs te kunnen verkopen, zoals een vriezer, ijsmachine of kassa
  • Voorraad goederen => het ijs dat we gaan verkopen (of melk, yoghurt, fruit om ijs van te maken)
  • Liquide middelen => geld in de kassa of op bankrekening om nieuwe uitgaven te doen en te kunnen wisselen

Slide 19 - Tekstslide

Groepen van maken: inventaris, voorraad goederen en liquide middelen.

Stel: je wil in de zomer met een ijssalon starten. Wat heb je allemaal nodig?

Slide 20 - Woordweb

Investeringsplan
Investeringen in groepen:
  • Inventaris => dingen die we nodig hebben om ijs te kunnen verkopen, zoals een vriezer, ijsmachine of kassa
  • Voorraad goederen => het ijs dat we gaan verkopen (of melk, yoghurt, fruit om ijs van te maken)
  • Liquide middelen => geld in de kassa of op bankrekening om nieuwe uitgaven te doen en te kunnen wisselen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Groepen van maken: eigen vermogen en vreemd vermogen
Het geld voor alles wat we nodig hebben, moet ergens vandaan komen.
Waar kan het vandaan komen?

Slide 23 - Woordweb

Wat denk je dat 'financieren' betekent?

Slide 24 - Woordweb

Financieringsplan
Financieren =
  • ergens geld vandaan halen
  • ervoor zorgen dat je het benodigde geld hebt

Slide 25 - Tekstslide

Financieringsplan
Financiering in groepen:
  • Eigen vermogen => geld dat van de eigenaren komt.
  • Vreemd vermogen => geld dat van de anderen is geleend, zoals de bank of familie. 
  • Eigen vermogen blijft in het bedrijf. Vreemd vermogen moet nog terugbetaald worden en je betaalt rente (als vergoeding voor het lenen).

Slide 26 - Tekstslide

Winst maken
Je moet leningen terugbetalen en je wil zelf geld verdienen om van te leven.
Wat moet je daar als bedrijf voor doen?

Slide 27 - Woordweb

Je maakt winst als je meer opbrengsten hebt dan kosten. 
Winst = Totale opbrengsten - totale kosten
Wat is winst? Hoe bereken je dat?

Slide 28 - Woordweb

Opbrengsten: het geld dat je krijgt voor de producten die je verkocht hebt (dat kunnen goederen of diensten zijn). 
Ander woord is: Omzet (aantal verkochte producten x verkoopprijs)
Wat zijn je opbrengsten?

Slide 29 - Woordweb

Groepen van maken: inkoopwaarde en bedrijfskosten
Noem voorbeelden van kosten ..

Slide 30 - Woordweb

Resultatenbegroting (of W&V)
  • Omzet
  • Inkoopwaarde van de omzet (ingekocht ijs, ingrediënten)
  • Brutowinst = Omzet - Inkoopwaarde van de omzet
  • Bedrijfskosten (huur, lonen, rente, afschrijving, energie)
  • Nettowinst = Brutowinst = bedrijfskosten

Slide 31 - Tekstslide

Filmpje over kapitalisme
Zondag met Lubach

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

De start van een eigen onderneming


Leerdoelen

Je kunt een investeringsbegroting lezen
Je kunt een resultatenbegroting lezen en opstellen

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide