H2 Grammatica OW

Nederlands 2-12
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons in de tas
  2. Huiswerkcontrole
  3. Dilemma
  4. Theorie persoonsvorm & onderwerp 
  5. Opdrachten maken
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 2-12
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons in de tas
  2. Huiswerkcontrole
  3. Dilemma
  4. Theorie persoonsvorm & onderwerp 
  5. Opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerkcontrole
basis: 1 t/m 5 op blz. 70-71


Slide 2 - Tekstslide

Dilemma

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica zinsontleding
In de les van dinsdag hebben we het gehad over Grammatica Zinsontleding. 

  • Het verdelen van de zin in blokjes en de blokjes een naam geven.

Slide 4 - Tekstslide

De persoonsvorm
Als je de zin gaat verdelen in blokken, haal je altijd eerst de persoonsvorm uit de zin. Wat is de persoonsvorm?
  1. Is het belangrijkste werkwoord in de zin
  2. Zonder PV geen zin
  3. Haal je uit de zin door de tijdproef of vraagproef te doen
  4. Welke proef werkt áltijd?

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
'Ik eet in december altijd veel te veel pepernoten!'
A
Ik
B
eet
C
altijd
D
pepernoten

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
'Ik heb voor mijn verjaardag een nieuwe mobiel gekregen.'
A
heb
B
ik
C
mijn verjaardag
D
gekregen

Slide 7 - Quizvraag

Het onderwerp (OW)
Als je de PV uit de zin hebt gehaald, kan je daarna het onderwerp (OW) uit de zin halen.

Het onderwerp is iets of iemand die de werkwoorden doet/uitvoert.

Je stelt de vraag: wie/wat + pv

Slide 8 - Tekstslide

Het onderwerp (OW)
Ik heb voor mijn verjaardag een nieuwe mobiel gekregen.
PV: heb
OW: wie (heeft voor mijn verjaardag een nieuwe mobiel gekregen?) -->
  • ik

Slide 9 - Tekstslide

Wat is in de volgende zin het OW:
'Vandaag heeft de hond mijn huiswerk opgegeten.'
A
Vandaag
B
heeft
C
de hond
D
opgegeten

Slide 10 - Quizvraag

Haal de PV én OW uit de zin:
'Daarom moest ik vandaag na school nablijven.'
A
PV: daarom OW: moest
B
PV: moest OW: ik
C
PV: moest OW: nablijven
D
PV: daarom OW: ik

Slide 11 - Quizvraag

PV en OW
De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in de zin

Het onderwerp voert de werkwoorden in de zin uit. 

Slide 12 - Tekstslide

PV en OW
Dus:
  1. Altijd éérst de persoonsvorm (tijdproef/vraagproef) uit de zin halen.
  2. Daarna het onderwerp (wie/wat + pv) 

Slide 13 - Tekstslide

Opdrachten 
Maak de volgende opdrachten:
basis: 1 t/m 5 op blz. 108-111

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide