werkwoorden: onderwerp en persoonsvorm

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1,2

onderwerp en persoonsvorm

les-informatie                                  

lesdoel   uitleggen / oefenen 

past bij   Nieuw Nederlands cursus 5 grammatica 

             samengestelde zinnen

Leerdoel: Je leert het onderwerp (ow) en de persoonsvorm (pv) herkennen.

Hoe vind je het ow en de pv?

Onderwerp

1. Wie /wat doet iets?

2. Wie/wat + alle werkwoorden?

Onderwerp en persoonsvorm horen bij elkaar!

Onderwerp enkelvoud? --> persoonsvorm enkelvoud!

Onderwerp meervoud? --> persoonsvorm meervoud!

Het meisje loopt.                  De meisjes lopen.

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Jan en Ahmed praten samen over hun vakantieplannen.

1. Jan
2. Ahmed
3. Jan en Ahmed
4. vakantieplannen

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

De leerling koopt haar lunch elke dag in de kantine.

1. De leerling
2. koopt
3. haar lunch
4. elke dag

Persoonsvorm

Hoe vind je de persoonsvorm?

Dit is altijd een werkwoord.

Gebruik de vraag- of de tijdproef.

Het meisje loopt.                Loopt het meisje?

                                                    Het meisje liep. 

Waar gebruik je de vraagproef?

Jan en Ahmed praten samen.

1. Jan en Ahmed praatten samen.
2. Praat hij samen?
3. Praten Jan en Ahmed samen?
4. Jan en Ahmed praten samen.

Doe de vraagproef:
Wij zijn vandaag op school.

Doe de vraagproef:
Wij gaan vandaag oefenen met de pv.

Waar gebruik je de tijdproef?

Jan en Ahmed komen samen.

1. Jan en Ahmed kwamen samen.
2. Komt hij samen?
3. Komen Jan en Ahmed samen?
4. Jan en Ahmed komen samen.

Doe de vraagproef:
Wij zijn vandaag op school.

Doe de tijdproef:
Wij gaan vandaag oefenen met de pv.

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Jan en Ahmed praten samen over hun vakantieplannen.

1. Jan en Ahmed
2. praten
3. samen
4. vakantieplannen

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Vandaag ga ik met mijn zus naar de markt.

1. Vandaag
2. ga
3. ik
4. naar de markt

Hoeveel werkwoorden heeft de volgende zin?
Zullen wij morgen gaan zwemmen?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Zullen wij morgen gaan zwemmen?

1. zullen
2. wij
3. gaan
4. zwemmen

Vul de goede persoonsvorm in:
De jongen ........ stage in een verzorgingshuis. (lopen)

1. loop
2. loopt
3. lopen
4. gelopen

Oefen verder!

Begrijp je dit een beetje? Maak jufmelis.nl:

- persoonsvorm en daarna onderwerp.

Begrijp je dit goed? Maak jufmelis.nl:

- persoonsvorm samengestelde zin en daarna onderwerp.

Hoe vind je de pv en het ow?

pv: tijdproef of vraagproef.

ow: wie of wat + alle werkwoorden.

Hoe goed snap je onderwerp en persoonsvorm?

😒🙁😐🙂😃