Chapitre5: Delend lidwoord-partie2

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

In het Nederlands bestaat het delend lidwoord ook
A
VRAI
B
FAUX

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer je in het Nederlands geen lidwoord hebt dan heb je in het Frans het delend lidwoord
A
VRAI
B
FAUX

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel delende lidwoorden zijn er in het Frans?

Slide 8 - Open vraag

Welke zijn dit?
A
du - de la - des - de
B
du - de l'- de la - de
C
du - de la- de l' - des
D
du - de l'- des - de

Slide 9 - Quizvraag

Jean-Paul boit  __________  vin.
2. Je veux ___________  frites.
3. Est-ce que vous voulez ______________  eau?
4. Nous prenons ____________  viande.
5. Ce sont ____________ bananes Espagnoles.

Slide 10 - Tekstslide

Jean-Paul boit  du  vin.
2. Je veux  des  frites.
3. Est-ce que vous voulez de l'eau?
4. Nous prenons de la viande.
5. Ce sont des bananes Espagnoles.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

ATTENTION!

Een delend lidwoord verandert in de / d' in  2 gevallen, namelijk:


1. na een ontkenning: 

2. na een woord dat de hoeveelheid aangeeft

Slide 14 - Tekstslide

 EXEMPLES
Je bois de l'eau                    =>            Je ne bois pas d'eau
Elle mange de la viande      =>            Elle ne mange pas de viande

Je voudrais des tomates     =>         Je voudrais deux kilos de  tomates.
Sofie achète du fromage     =>          Sofie achète beaucoup de fromage                  
Ook woorden als: beaucoup (veel) peu (weinig) combien (hoeveel) zijn "hoeveelheidswoorden" !!!


Fais l'exercice 15c/15d & 16a

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link

Let op   
Na préférer, adorer, aimer en détester 

Krijg je het GEWONE lidwoord:

Ik hou van chocola= j'aime LE chocolat
zij haat spruitjes= elle déteste LES choux de Bruxelles



Slide 18 - Tekstslide

Samengevat:

Geen lidwoord in het Nederlands?

=> dan een delend lidwoord in het Frans:

  • du        (mnl)
  • de la     (vrl)
  • de l'      (klinker/h)
  • des       (meerv)

Maar wanneer het gaat om een bepaalde hoeveelheid en bij een ontkenning dan verandert het delend lidwoord naar de


Exemples:
  • elle boit un verre de coca
  • je mange un kilo de fraises
  • il ne mange pas de viande



En na de werkwoorden
  • aimer
  • détester
  • adorer
  • préférer 
krijg je altijd le/le/les/l'

  • elle aime le coca
  • il déteste la viande
  • je préfère les fraises

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link

Slide 23 - Tekstslide