persoonlijke voornaamwoorden

persoonlijke voornaamwoorden
Doel van de les:
nieuw woordsoort leren: persoonlijk voornaamwoord.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

persoonlijke voornaamwoorden
Doel van de les:
nieuw woordsoort leren: persoonlijk voornaamwoord.

Slide 1 - Tekstslide

Let op : een nieuw mandje met een nieuwe woord-soort

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je woorden als IK, U, JULLIE, HEM, ONS?

A
als je dingen aanduidt
B
als je mensen aanduidt

Slide 4 - Quizvraag

Persoonlijke voornaamwoorden
Marc geeft samen met Juul een cadeau aan Paul.

Hij geeft samen met haar een cadeau aan hem.

Slide 5 - Tekstslide

TIP
Zet op de plek van het persoonlijk voornaamwoord een naam.

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden
*gebruik je in zinnen
*zijn aparte zinsdelen die je kunt benoemen (onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

Slide 7 - Tekstslide

HET
Let op met het woord "het"
Het kind ligt in de box = lidwoord
Het ligt te huilen = persoonlijk voornaamwoord
Het weer is opgeknapt = lidwoord
Het is weer mooi weer = persoonlijk voornaamwoord

Slide 8 - Tekstslide

HUN
HUN is nooit het onderwerp 
Hun lopen op straat = fout          Zij lopen op straat
Hun deden niets = fout            Zij deden niets
Hun maakten ruzie= fout          Zij maakten ruzie

Slide 9 - Tekstslide

HUN = meewerkend voorwerp
Ik geef hun bloemen.
Ik stuur hun een kaart.
Ik geef hun de eerste keus.

Slide 10 - Tekstslide

HEN
Hen is alleen lijdend voorwerp of na een voorzetsel.
Ga je hen helpen  vandaag?
Heb je aan hen de weg gevraagd

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Maken blok 4 grammatica opdracht 21 en 22
Maken bijspijkeren blok 4

Slide 13 - Tekstslide