Par. 2.1 De pruikentijd

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Welke nieuwe ideeën ontstonden er in de 18de eeuw?
  2. Welke sociale verhoudingen waren er in Frankrijk?      
  3. De Nederlandse economie.                                                      



Slide 2 - Tekstslide

De drie standen
In de middeleeuwen had je in de samenleving drie standen:
Geestelijken
Adel
Boeren
Elke groep heette  een stand. Letterlijk waar jij staat in de maatschappij, wat jouw plek is. 

Slide 3 - Tekstslide

Sleep de kenmerken naar de juiste standen
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand
De geestelijken
De adel
De boeren
Moest vechten
Moest werken
Moest bidden

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Video

De Nederlandse economie (1)

  • Regenten (bestuurders), kooplieden en handelaren waren rijk. 

  • Woonden in grote grachtenpanden  in Amsterdam of in grote buitenhuizen (langs de Vecht)

Slide 6 - Tekstslide

De Nederlandse economie
  • De nijverheid (beroepen waarbij iets gemaakt of bewerkt wordt) en handel gingen achteruit.
 
  • Bedrijven maken minder winst en er kwam steeds meer werkloosheid en armoede.

Slide 7 - Tekstslide


Voor sommige families ging het wel goed...


  • Ze werden rijk in de 17e eeuw en leenden hun geld nu uit tegen rente.
  • De rijke probeerde de mooie banen in hun eigen of bevriende families te houden.
  • Zo erfden kinderen al op jonge leeftijd titels of kregen ze voorrang bij banen op basis van hun achternaam.




Gerard Bicker was een zoon van Andries Bicker, een van de machtigste koopmannen uit Amsterdam. Gerard had een goed leven. Hij hoefde dankzij de macht en rijkdom van zijn vader niet echt heel hard te werken. Hij zou zo'n 220 kilo hebben gewogen en werd in de volksmond ook wel "de dikke Bicker" genoemd.

Slide 8 - Tekstslide

Historische vaardigheden. 
Lezen, blz. 108
  • Beschrijvende vragen: als je meer wilt weten over een stituatie of verschijnsel in het verleden. Begint vaak met "hoe". 
  • Verklarende vragen: als je wilt uitleggen waardoor iets is gebeurd. Begint vaak met "waarom". 
  • Waarderende vragen: om te onderzoeken wat jij ergers van vindt. Je geeft een mening, bijv. "was het fijn". 

Slide 9 - Tekstslide

Samengevat.
  • De standenmaatschappij
  • De Nederlandse economie in de 18 eeuw:
    -  nijverheid en handel gingen achteruit.
-  Bedrijven maken minder winst en er kwam steeds meer werkloosheid en armoede. 
  • Rijke families leenden geld uit tegen rente. 

Slide 10 - Tekstslide

De Verlichting (1)
Beweging van mensen die vinden dat met het verstand alles kan worden verklaard en dat de maatschappij op het verstand gebaseerd moet zijn. 

Ontstond in de 18e eeuw in de westerse landen. 
God grijpt niet rechtstreeks in het leven van de mens.
Godsdienst is niet iets wat je kan bewijzen. 

Slide 11 - Tekstslide

In wat geloven de aanhangers van de Verlichting?
  • Mensenrechten: alle mensen zijn gelijk geboren. Bijv. vrijheid van godsdienst en van meningsuiting. 
  • Rechtsstaat: een staat waarin de wet voor iedereen gelijk is en iedereen, ook de koning, aan de wet  moet houden. 
  • Grondwet: papier waar staat hoe het land werd geregeerd en de rechten van de burgers zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Opdrachten maken
Werkboek par. 2.1 de opdrachten maken

timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Frankrijk vanaf 1700...
Ondernemers in de handel en nijverheid werden rijk, maar hadden minder rechten dan de geestelijken en de edelen. 

Arbeiders en boeren waren heel arm. 

Slide 14 - Tekstslide

Standenmaatschappij
De bevolking was verdeeld in drie standen. 
 

Slide 15 - Tekstslide

De eerste stand: de geestelijkheid. 
Tweede stand: adel

Slide 16 - Tekstslide

Privileges (1)
Eerste en de tweede stand hadden privileges:
- geen belasting betalen
- eigen rechtbank 
- adel en geestelijkheid bezaten grond. 


Slide 17 - Tekstslide

De derde stand
Derde stand, 90% van de bevolking: 

- Boeren in het platteland en de burgers in de steden. 
- Groot verschilt in rijkdom: er waren armen en rijken in de derde stand: 
De rijken: intellectuelen, beïnvloed door de Verlichting, hadden kritiek op de standenmaatschappij. Betaalde belasting, maar mochten niet meeregeren!

Slide 18 - Tekstslide

Problemen...
  • Als de belastingen werden verhoogd moesten boeren dat betalen. 
  • Ook bij een mislukte oogst moesten boeren belasting betalen. 
  • Rijke burgers konden wel belasting betalen, maar wilden daarvoor graag inspraak in het bestuur. 

  • Kortom: 3de stand betaalde alle beslasting, ze werden steeds armer.
Ontevredenheid overheerst!

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen beantwoorden
Maak in word een nieuwe document aan en noem deze leerdoelen H2

Zet boven aan leerdoelen 2.1
  1. Beschrijf welke nieuwe ideeën ontstonden er in de 18de eeuw?
  2. Beschrijf welke sociale verhoudingen waren er in Frankrijk?
  3. Leg uit hoe het ging  met de Nederlandse economie?

Slide 20 - Tekstslide