12 feb: lezen, leesplanning, 20 deel 1

Welkom klas!

1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op tafel:
- laptop, houd nog even dicht
- Map
- pen
- leesboek
Welkom klas
timer
2:30

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen
Pak je leesboek erbij!

Geen leesboek bij je? 
Schrijf 40x op: 

"Wat jammer dat ik m'n leesboek niet bij me heb. Volgende keer neem ik het wel mee!"

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leesplanning
Vul de leesplanning verder in.
Ben je op de pagina waar je deze week moest zijn?

Tip: Zorg ervoor dat je het boek uit hebt op zaterdag 16 maart. Dan heb je nog een week om de opdracht te maken.
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boek bespreken
Leerlingen die hetzelfde boek lezen, zitten bij elkaar. 
Bespreek waar het boek over gaat. 

Wie zijn de hoofdpersonen?
Wat zijn de relaties tussen deze personen?
Kun je de personen omschrijven (uiterlijk en innerlijk)?
Wat is het onderwerp van het boek? 
timer
6:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag maandag 12 februari
  • Lezen, al gedaan!
  • Huiswerk bespreken over personificatie en synesthesie (les 20)
  • Uitleg metafoor en vergelijkingen (les 20)
  • Uitleg les 32
  • Zelf aan de slag

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze week meer huiswerk, want onze volgende les is 
maandag 4 maart.

Blijf ook zelfstandig doorlezen in je leesboek

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen les
  1. R
  2. T1
  3. T2
  4. I


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Stijlfiguren

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Stijlfiguren die we al gezien hebben: 
climax, retorische vraag, sarcasme en paradox.

Stijlfiguren uit deze periode: 
  • personificatie
  • synesthesie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Personificatie
  • Letterlijk: 'een persoon van iets maken'
  • Een 'ding' krijgt menselijke eigenschappen.
Bijvoorbeeld:
Het schilderij wil ons laten zien hoe mensen vroeger leefden.

Wil het schilderij ons iets laten zien? 
Kan een schilderij iets willen?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Synesthesie
- Er zijn 5 zintuigen: zien, spreken, horen, voelen en proeven. 
- twee verschillende soorten zintuigen worden gebruikt

Bijvoorbeeld:
  • Hij stootte bittere klanken uit. 
  • Zijn er twee soorten zintuigen? 
  • bitter = smaak > proeven   +    klanken = horen 
  • > synesthesie

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Huiswerk nakijken

Pak je stencil over synesthesie en personificatie erbij. 

Zet een krul of verbeter je antwoord.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Beeldspraak

Niet letterlijk, maar juist figuurlijk.
Met beeldspraak maak je taal mooier en interessanter.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Stijlfiguren die we al gezien hebben: 
P2: climax, retorische vraag, sarcasme en paradox.
P3: personificatie, synesthesie.

Nieuwe stijlfiguren: 
  • vergelijking met verbindingswoord
  • metafoor

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Vergelijking met een verbindingswoord:

  • Je vergelijkt een beeld met de werkelijkheid
  • Te herkennen aan woorden als 'als', 'net als', 'van een'
Je kijkt steeds naar: 
w: werkelijkheid
b: beeld

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Vergelijking met een verbindingswoord:
Zij is zo rood als een kreeft.
  • De vrouw wordt vergeleken met de rode kleur van de kreeft.
  • Zij is zo rood (w) als een kreeft (b).
w: werkelijkheid
b: beeld

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Vergelijking met een verbindingswoord:
Hij is een boom van een vent.
  • De man wordt vergeleken met hoe groot een boom is.
  • Hij is een boom (b) van een vent (w).

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Vergelijking met een verbindingswoord:
Soms is taal als hogere wiskunde
  • Taal wordt vergeleken met moeilijke wiskunde.
  • Soms is taal (w) als hogere wiskunde (b)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef het beeld, de werkelijkheid en het verbindingswoord in:
Hij woont in een huis als een paleis.
timer
2:30

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef het beeld, de werkelijkheid en het verbindingswoord in:
In de herfst van haar leven nam mijn oma nog rijles.
timer
2:30

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef het beeld, de werkelijkheid en het verbindingswoord in:
De vijand kwam als een dief in de nacht
timer
2:30

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef het beeld, de werkelijkheid en het verbindingswoord in:
Marie is een schat van een meid
timer
2:30

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Metafoor

  • Alleen het beeld wordt gegeven, maar de werkelijkheid niet.
w: werkelijkheid
b: beeld

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Metafoor
Het is hier een zwijnenstal!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Metafoor
Het is hier een zwijnenstal!
  • De kamer (w) van de jongen is zo rommelig dat het eruit ziet als een zwijnenstal (varkens) (beeld).

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Metafoor
Haar leven is een weg met kuilen en hobbels!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Metafoor
Haar leven is een weg met kuilen en hobbels!
  • Het leven (w) van een vrouw is zo zwaar dat ze door kuilen en over hobbels moet (beeld).

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef het beeld en bedenk wat de werkelijkheid is in:
Alle buren zijn jaloers op zijn kasteel.
timer
2:30

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef het beeld en bedenk wat de werkelijkheid is in:
Je moet een olifantenhuid krijgen tegen dat pesten.
timer
2:30

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef het beeld en bedenk wat de werkelijkheid is in:
Die biljartbal doet het goed vandaag.
timer
2:30

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Les 32: argumenten beoordelen
beoordelen = mening geven over iets

Slide 33 - Tekstslide

tot hier gekomen. Ander huiswerk opgeven.
Standpunt: Ik vind dat elke leerling op school minstens vijf talen moet leren.

Argument 1: gemakkelijker nog meer talen 
Ten eerste is het belangrijk om kennis van verschillende talen te hebben. Want hoe taliger je bent, hoe gemakkelijker het wordt om een nieuwe taal te leren.

Argument 2: 
Ten tweede ...

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk een tweede argument voor waarom leerlingen minstens 5 talen moeten leren op de middelbare school.
Geef je argument een titel.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Overtuigen
  • Feitelijke uitspraak: controleerbaar
    Water kookt bij 100 graden Celsius. 

  • Waarderende uitspraak: een mening van wat goed, slecht, mooi of lelijk is
    Een schilderij van Van Gogh heeft altijd veel karakter. 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het wordt tijd dat er een nieuw kabinet komt.
De inflatie is met 14,5 procent nog nooit zo hoog geweest.
De ECB verhoogt de rente om de inflatie tegen te gaan.
Het prijsplafond op de energierekening dat de regering heeft voorgesteld is niet laag genoeg en komt bovendien te laat.
feitelijke uitspraak
feitelijke uitspraak
waarderende uitspraak
waarderende uitspraak

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk een voor- en een tegenargument en geef ze elk een titel.
Opgroeien in de stad is beter dan opgroeien op het platteland.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk een voor- en een tegenargument en geef ze elk een titel.
Alle bibliotheken moeten weg.

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk een voor- en een tegenargument en geef ze elk een titel.
Geld geven aan bedelaars moet verboden worden.

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Maak opdracht 1, 2 en 3 uit les 20 van Kern.
Klaar? Maak ook opdracht 4.
Schrijf de antwoorden in je map.
Je kunt zelf inzoomen.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk: 
Les 20 opdracht 1, 2, 3 en 4.
Les 32 opdracht 3, 7, 8 en 9.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Metafoor:
Bij een metafoor zijn de woorden 'als' of 'van een' weggelaten. Wél worden er twee dingen vergeleken: "Het is hier een zwijnenstal!" roept moeder, als ze Tommy's kamer ziet.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Vergelijking:
Een vergelijking herken je aan de woorden 'als' en 'net'. Hij is zo rood als een kreeft. Ze is net (als) een nachtegaal. Ook bij de woorden 'van een' kun je denken aan een vergelijking: hij is een beer van een vent.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boteer
Bekijk het filmpje van Lubach 
en
noteer welke vormen van beeldspraak langskomen. 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak je laptop erbij en log in op LessonUp

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een vergelijking herken je aan:
A
het woordje '(net) als'
B
het woordje 'met'
C
het woordje 'als', of 'van een'
D
het woordje 'vergeleken'

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij is zo sterk als een beer = een metafoor. Juist of onjuist?
A
onjuist
B
juist

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Die Rembrandt vind ik mooier dan die Van Gogh.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymie
C
metafoor
D
personificatie

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Geef mij nog eens een glas'. Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
synesthesie
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymie
C
metafoor
D
personificatie

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
metonymie
D
vergelijking

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 54 - Video

Deze slide heeft geen instructies