In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Nederlands
Hoofdstuk 20: Beeldspraak I
Slide 1 - Tekstslide
Voordat we beginnen...
Ben je aan het lezen in je boek?
Weet je nog wat de stijlfiguren van vorige week waren?
Slide 2 - Tekstslide
Vandaag
Lezen
Bespreken leerdoelen
Herhalen (metaforen deel I)
Herhalen (metaforen deel II)
Stencil: opdrachten ('vriendschap' of 'luie dag').
Volgende week: aftekenen
timer
15:00
Slide 3 - Tekstslide
www.bing.com
Slide 4 - Link
Slide 5 - Video
ikmisje.eo.nl
Slide 6 - Link
www.bing.com
Slide 7 - Link
Leerdoelen
Je leert wat beeldspraak is en hoe je met verschillende vormen metaforen ontdekt.
Slide 8 - Tekstslide
Beeldspraak
Bij beeldspraak gebruik je woorden in een figuurlijke betekenis. Figuurlijk taalgebruik = alles wat niet letterlijkbedoeld wordt
Er is sprake van een overeenkomst tussen een object(wat is dat?) en het beeld
Goede beeldspraak maakt een (gesproken)tekst mooier,
Duidelijker en krachtiger.
Ergens een slaatje uitslaan (figuurlijk)=
Ergens van profiteren
Slide 9 - Tekstslide
Beeldspraak
1. Metaforen
2. Metonymia (andere les)
a. Vergelijking met verbindingswoord
b. zuivere metafoor
c. personificatie
d. synesthesie
Slide 10 - Tekstslide
Metaforen (a)
Vergelijking met verbindingswoord
De auteur gebruikt een verbindingswoord om een beeld (b) aan de werkelijkheid (w) te koppelen. Er zijn varianten met verschillende verbindingswoorden.
van
alsof
koppelwerkwoord
als
Ze is een schat (b) van een meid (w).
Nou zeg, bedankt voor je commentaar (w), alsof je een emmer leeggooit (b)!
Vliegen (w)is het nieuwe roken (b).
Vlekken verdwijnen (w)als sneeuw voor de zon (b).
Slide 11 - Tekstslide
Vlekken verdwijnen als
(werkelijkheid)
sneeuw voor de zon.
(beeld)
Slide 12 - Tekstslide
Je kamer ziet eruit als...
(werkelijkheid)
een zwijnenstal!
(Beeld)
Slide 13 - Tekstslide
Metaforen (b)
Zuivere metafoor
Alleen het beeld wordt genoemd, de werkelijkheid niet.
Dat kwam wel een beetje uit de lucht vallen!
Als scheidsrechter moet je een dikke huid hebben. want je krijgt veel kritiek.
Vergelijking
Beeld en werkelijkheid
Slide 14 - Tekstslide
Hij vindt de Haagse politiek NET EEN POPPENKAST.
A
vergelijking
B
(zuivere) metafoor
Slide 15 - Quizvraag
Na de wedstrijd moest de scheidsrechter de kemphanen uit elkaar trekken.
A
vergelijking
B
(zuivere) metafoor
Slide 16 - Quizvraag
Geef aan welke vergelijking wordt gemaakt. Noteer beeld (b), werkelijkheid (w) en verbindingswoord (v).
De sneeuw lag als deken over het weiland.
Slide 17 - Open vraag
Opdracht : een elfje schrijven
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Weektaak
Slide 20 - Tekstslide
Geef aan welke vergelijking wordt gemaakt. Noteer beeld (b), werkelijkheid (w) en verbindingswoord (v).
Zo'n 4,5 miljoen mensen ontvangen elke maand een draak van een brief, e-mail of brochure van bedrijven, goede doelen en overheden, blijkt uit een onderzoek.
Slide 21 - Open vraag
Geef aan welke vergelijking wordt gemaakt. Noteer beeld (b), werkelijkheid (w) en verbindingswoord (v). Je staat daar maar als een zoutpilaar, doe iets!
Slide 22 - Open vraag
Metaforen (c)
Personificatie
'een persoon van iets maken' --> 'dingen' krijgen menselijke eigenschappen.
De inrichtingademde rust en orde.
Papier is geduldig
Slide 23 - Tekstslide
Personificatie
Bij personificatie doen we net alsof levenloze dingen iets kunnen wat mensen kunnen.
Denk bijvoorbeeld aan:
tijd die voorbij kruipt of
wind die huilt.
Kruipen en huilen zijn dingen die mensen
wél kunnen, maar dingen niet.
Slide 24 - Tekstslide
Metaforen (d)
Synesthesie
Het vergelijken van twee soorten zintuigelijke waarnemingen.
schreeuwende kleuren (horen - zien)
een bittere conclusie (proeven - horen)
een scherpe geur (voelen - ruiken)
Zintuigen
1. Horen
2. Zien
3. Ruiken
4. Proeven
5. Voelen
Slide 25 - Tekstslide
Synesthesie
Verbinding / vermenging van verschillende zintuiglijke waarnemingen.
Bittere kou (proeven en voelen)
Warme tonen (voelen en horen)
Schilderachtig schelden (zien en horen)
Zintuigen
1. Horen
2. Zien
3. Ruiken
4. Proeven
5. Voelen
Slide 26 - Tekstslide
Opdracht II
Wat: Maak de opdrachten hiernaast en noteer de antwoorden (schrift/ laptop)
Hoe: maak de opdracht individueel.
Hulp: overleg met je duopartner.
Tijd: 10 minuten
Achteraf
Slide 27 - Tekstslide
Mijn oude fiets SMEEKT om een grondige opknapbeurt.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
synesthesie
Slide 28 - Quizvraag
Het licht begint te wandelen door het huis en raakt de dingen aan.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie
Slide 29 - Quizvraag
Anke was zo boos dat ze alleen maar met bittere woorden kon antwoorden.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie
Slide 30 - Quizvraag
De trein was zo druk; we zaten als sardientjes in een blik.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie
Slide 31 - Quizvraag
Ze renden naar voren. Zoals honden op voer afkomen en elkaar verdringen, duwen en toeblaffen om maar als eerste bij het eten te zijn om het beste stuk te pakken, zo renden zij op de vijanden af.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie
Slide 32 - Quizvraag
Om de zoveel minuten vliegt een grote witte vogel laag over ons huis, onderweg van of naar Schiphol.