Beeldspraak (havo 3)

Nederlands
Hoofdstuk 20: Beeldspraak I


1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Hoofdstuk 20: Beeldspraak I


Slide 1 - Tekstslide

Voordat we beginnen...
Ben je aan het lezen in je boek?
Weet je nog wat de stijlfiguren van vorige week waren?

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag 
  • Lezen
  • Bespreken leerdoelen
  • Uitleg (metaforen deel I)
  • Opdracht: elfje schrijven 
  • Weektaak
  • Uitleg (metaforen deel II)

timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert wat beeldspraak is en hoe je met verschillende vormen metaforen ontdekt. 

Slide 4 - Tekstslide

Beeldspraak
  • Bij beeldspraak gebruik je woorden in een figuurlijke betekenis. Figuurlijk taalgebruik = alles wat niet letterlijk bedoeld wordt

  • Er is sprake van een overeenkomst tussen een object (wat is dat?) en het beeld

  • Goede beeldspraak maakt een (gesproken)tekst mooier,

  • Duidelijker en krachtiger.

Ergens een slaatje uitslaan (figuurlijk)
                Ergens van profiteren


Slide 5 - Tekstslide

Beeldspraak
1. Metaforen


2. Metonymia (andere les)
a. Vergelijking met verbindingswoord
b. zuivere metafoor
c. personificatie
d. synesthesie 

Slide 6 - Tekstslide

Metaforen (a)
Vergelijking met verbindingswoord
De auteur gebruikt een verbindingswoord om een beeld (b) aan de werkelijkheid (w) te koppelen. Er zijn varianten met verschillende verbindingswoorden. 
  • van
  • alsof
  • koppelwerkwoord
  • als
Ze is een schat (b) van een meid (w).
Nou zeg, bedankt voor je commentaar (w), alsof je een emmer leeggooit (b)!
Vliegen (w) is het nieuwe roken (b).
Vlekken verdwijnen (w) als sneeuw voor de zon (b). 

Slide 7 - Tekstslide

Vlekken verdwijnen  als 
(werkelijkheid)
sneeuw voor de zon.
(beeld)

Slide 8 - Tekstslide

Je kamer ziet eruit als...
(werkelijkheid)
een zwijnenstal!
(Beeld)

Slide 9 - Tekstslide

Metaforen (b)
Zuivere metafoor
Alleen het beeld wordt genoemd, de werkelijkheid niet. 



  • Dat kwam wel een beetje uit de lucht vallen! 
  • Als scheidsrechter moet je een dikke huid hebben. want je krijgt veel kritiek. 
Vergelijking
Beeld en werkelijkheid

Slide 10 - Tekstslide

Hij vindt de Haagse politiek
NET EEN POPPENKAST.
A
vergelijking
B
(zuivere) metafoor

Slide 11 - Quizvraag

Na de wedstrijd moest de scheidsrechter de
kemphanen uit elkaar trekken.
A
vergelijking
B
(zuivere) metafoor

Slide 12 - Quizvraag

Geef aan welke vergelijking wordt gemaakt. Noteer beeld (b), werkelijkheid (w) en verbindingswoord (v).

De sneeuw lag als deken over het weiland.

Slide 13 - Open vraag

Opdracht : een elfje schrijven

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Weektaak

Slide 16 - Tekstslide

Geef aan welke vergelijking wordt gemaakt. Noteer beeld (b), werkelijkheid (w) en verbindingswoord (v).

Zo'n 4,5 miljoen mensen ontvangen elke maand een draak van een brief, e-mail of brochure van bedrijven, goede doelen en overheden, blijkt uit een onderzoek.

Slide 17 - Open vraag

Geef aan welke vergelijking wordt gemaakt. Noteer beeld (b), werkelijkheid (w) en verbindingswoord (v).
Je staat daar maar als een zoutpilaar, doe iets!

Slide 18 - Open vraag

Metaforen (c)
Personificatie
'een persoon van iets maken' --> 'dingen' krijgen menselijke eigenschappen.

  • De inrichting ademde rust en orde.
  • Papier is geduldig

Slide 19 - Tekstslide

Personificatie
Bij personificatie doen we net alsof levenloze dingen iets kunnen wat mensen kunnen. 
Denk bijvoorbeeld aan:
  • tijd die voorbij kruipt of
  • wind die huilt.
 Kruipen en huilen zijn dingen die mensen 
wél kunnen, maar dingen niet.

Slide 20 - Tekstslide

Metaforen (d)
Synesthesie
Het vergelijken van twee soorten zintuigelijke waarnemingen.

  • schreeuwende kleuren (horen - zien)
  • een bittere conclusie (proeven - horen)
  • een scherpe geur (voelen - ruiken)
Zintuigen
1. Horen
2. Zien
3. Ruiken
4. Proeven
5. Voelen

Slide 21 - Tekstslide

Synesthesie
Verbinding / vermenging van verschillende zintuiglijke waarnemingen.

  • Bittere kou (proeven en voelen)
  • Warme tonen (voelen en horen)
  • Schilderachtig schelden (zien en horen)
Zintuigen
1. Horen
2. Zien
3. Ruiken
4. Proeven
5. Voelen

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht II
  • Wat: Maak de opdrachten hiernaast en noteer de antwoorden (schrift/ laptop)
  • Hoe: maak de opdracht individueel. 
  • Hulp: overleg met je duopartner.
  • Tijd: 10 minuten
  • Achteraf 




Slide 23 - Tekstslide

Mijn oude fiets SMEEKT om een grondige opknapbeurt.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 24 - Quizvraag

Het licht begint te wandelen door het huis en raakt de dingen aan.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 25 - Quizvraag

Anke was zo boos dat ze alleen maar met bittere woorden kon antwoorden.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 26 - Quizvraag

De trein was zo druk; we zaten als sardientjes in een blik.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 27 - Quizvraag

Ze renden naar voren. Zoals honden op voer afkomen en elkaar verdringen, duwen en toeblaffen om maar als eerste bij het eten te zijn om het beste stuk te pakken, zo renden zij op de vijanden af.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 28 - Quizvraag

Om de zoveel minuten vliegt een grote witte vogel laag over ons huis, onderweg van of naar Schiphol.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 29 - Quizvraag

Wat hebben we geleerd vandaag?

Slide 30 - Tekstslide