Ruilen over de tijd H1 paragraaf 1

Leerdoelen paragraaf 1: wanneer heb je geld nodig?
  1. Je kunt de samenhang tussen inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode, en vermogen en schulden op een bepaald moment, toepassen op verschillende levensfasen waarin gezinnen zich bevinden.


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen paragraaf 1: wanneer heb je geld nodig?
  1. Je kunt de samenhang tussen inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode, en vermogen en schulden op een bepaald moment, toepassen op verschillende levensfasen waarin gezinnen zich bevinden.


Slide 1 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?
In je leven doorloop je verschillende fases. Samen 
vormen deze levensfases je levensloop.

Levensloop:
De opeenvolging van levensfasen met ieder zijn eigen financiële situatie.

Slide 2 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?
Per levensfase kun je de financiële stand van zaken 
bekijken op dat moment.


Voorraadgrootheid:
Financiële grootheid die je meet op een bepaald moment.


Voorraadgrootheid

Slide 3 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?
Per levensfase kun je de financiële stand van zaken 
bekijken op dat moment.


Voorraadgrootheid:
Financiële grootheid die je meet op een bepaald moment.


Voorraadgrootheid

Hoe groot zijn je bezittingen?
Hoe groot zijn je schulden?
Hoe groot is je vermogen?

Vermogen:
Bezittingen - schulden.


Slide 4 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1 Wanneer heb je geld nodig?
Per levensfase kun je ook bekijken wat er in
die periode financieel gezien is gebeurd.



Stroomgrootheid:
Financiële grootheid die de verandering in een bepaalde periode weergeeft.



Stroomgrootheid

Slide 5 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?
Per levensfase kun je ook bekijken wat er in
die periode financieel gezien is gebeurd.



Stroomgrootheid:
Financiële grootheid die de verandering in een bepaalde periode weergeeft.



Stroomgrootheid

Hoe groot is je inkomen?
Hoe groot zijn je uitgaven?
(Primair) inkomen:
Beloning voor het beschikbaar stellen van de productiefactoren natuur, arbeid, kapitaal of ondernemerschap.



Slide 6 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?
Stroomgrootheden en voorraadgrootheden houden met elkaar verband:

De hoogte van de inkomsten 
en uitgaven bepalen de hoogte
van de bezittingen en schulden.

Slide 7 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Aan de slag
Maak opgave 2 en 3 op pagina 9.

Slide 8 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Leerdoelen paragraaf 1: wanneer heb je geld nodig?
  1. Je kunt de samenhang tussen inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode, en vermogen en schulden op een bepaald moment, toepassen op verschillende levensfasen waarin gezinnen zich bevinden.
  2. Je kunt de levensloop van gezinnen uiteenzetten en toelichten waarom gezinnen sparen, in zichzelf investeren en/of een schuld opbouwen.


Slide 9 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?

Slide 10 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?
Extra uitgaven creëren schulden

Slide 11 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?
Extra uitgaven creëren schulden

Menselijk kapitaal:
De kennis en vaardigheden die je kunt inzetten om goederen en diensten te produceren.




Op termijn verhoogt deze investering je menselijk kapitaal

Slide 12 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?
Extra uitgaven creëren schulden

Menselijk kapitaal:
De kennis en vaardigheden die je kunt inzetten om goederen en diensten te produceren.




Verdiencapaciteit:
De mogelijkheid om een inkomen uit arbeid te verdienen.





Op termijn verhoogt deze investering je menselijk kapitaal

Hierdoor vergroot je je kans op een hoger inkomen

Slide 13 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?
Dit voorbeeld illustreert hoe lenen leidt tot meer consumptie nu (je kunt de opleiding volgen), maar ook hoe het de toekomstige consumptie beperkt. Je moet de lening terugbetalen, inclusief rente. 
Je maandelijkse terugbetalingen verminderen het bedrag dat je beschikbaar hebt voor andere uitgaven, waardoor je op een later moment minder kunt consumeren. 
Daar staat tegenover dat je later waarschijnlijk een hoger inkomen krijgt door de opleiding en daardoor weer meer kan consumeren.

Slide 14 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Leerdoelen paragraaf 1: wanneer heb je geld nodig?
  1. Je kunt de samenhang tussen inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode, en vermogen en schulden op een bepaald moment, toepassen op verschillende levensfasen waarin gezinnen zich bevinden.
  2. Je kunt de levensloop van gezinnen uiteenzetten en toelichten waarom gezinnen sparen, in zichzelf investeren en/of een schuld opbouwen.
  3. Je kunt de begrippen sparen en lenen en de rente die daarbij hoort uiteenzetten in het kader van intertemporele ruil.


Slide 15 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?
Ruilen over de tijd

Sparen : je stelt je consumptie uit
Lenen   : je vervroegt je consumptie




Ruilen over de tijd
(= intertemporele ruil):
Het uitstellen of vervroegen van consumptie.





Slide 16 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?
Ruilen over de tijd

Sparen : je stelt je consumptie uit
Lenen   : je vervroegt je consumptie

                                           De prijs die je hiervoor betaalt (de prijs van de tijd) 
                                            = rente



Ruilen over de tijd
(= intertemporele ruil):
Het uitstellen of vervroegen van consumptie.





Slide 17 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Aan de slag
Maak opgave 4 op pagina 9 en opgave 5 op pagina 10.

Slide 18 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Aan de slag
Maak opgave 7 en 9 op pagina 11.

Slide 19 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.