VWO 6 15.1

Leerdoelen paragraaf 1: wanneer heb je geld nodig?
  1. Je kunt de samenhang tussen inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode, en vermogen en schulden op een bepaald moment, toepassen op verschillende levensfasen waarin gezinnen zich bevinden.
  2. Je kunt de begrippen sparen en lenen en de rente die daarbij hoort uiteenzetten in het kader van intertemporele ruil.
  3. Je kunt de levensloop van gezinnen uiteenzetten en toelichten waarom gezinnen sparen, in zichzelf investeren en/of een schuld opbouwen.


1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen paragraaf 1: wanneer heb je geld nodig?
  1. Je kunt de samenhang tussen inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode, en vermogen en schulden op een bepaald moment, toepassen op verschillende levensfasen waarin gezinnen zich bevinden.
  2. Je kunt de begrippen sparen en lenen en de rente die daarbij hoort uiteenzetten in het kader van intertemporele ruil.
  3. Je kunt de levensloop van gezinnen uiteenzetten en toelichten waarom gezinnen sparen, in zichzelf investeren en/of een schuld opbouwen.


Slide 1 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Wat is economische groei en hoe komt het CBS
tot dit cijfer?
De economische groei wordt gemeten aan de hand 
van het bruto binnenlands product (bbp). Dit is de 
optelsom van de totale productie, bestedingen of het inkomen van Nederland. De toename van het (bbp) kan je corrigeren voor inflatie. De uitkomst hiervan heet volumegroei en is een indicatie van de reële toename van  de economische groei.



Volumegroei BBP:
De groei van het nominale BBP gecorrigeerd voor de stijging van het algemeen prijspeil (inflatie).


Slide 2 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?
In je leven doorloop je verschillende fases. Samen 
vormen deze levensfases je levensloop.

Levensloop:
De opeenvolging van levensfasen met ieder zijn eigen financiële situatie.

Slide 3 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?
Per levensfase kun je de financiële stand van zaken
bekijken op dat moment.


Voorraadgrootheid:
Financiële grootheid die je meet op een bepaald moment.


Voorraadgrootheid

Hoe groot zijn je bezittingen?
Hoe groot zijn je schulden?
Hoe groot is je vermogen?

Vermogen:
Bezittingen - schulden.


Slide 4 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?
Per levensfase kun je ook bekijken wat er in
die periode financieel gezien is gebeurd.



Stroomgrootheid:
Financiële grootheid die de verandering in een bepaalde periode weergeeft.



Stroomgrootheid

Hoe groot is je inkomen?
Hoe groot zijn je uitgaven?
(Primair) inkomen:
Beloning voor het beschikbaar stellen van de productiefactoren natuur, arbeid, kapitaal of ondernemerschap.



Slide 5 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    Wanneer heb je geld nodig?
Stroomgrootheden en voorraadgrootheden houden met elkaar verband:


De hoogte van de inkomsten 
en uitgaven bepalen de hoogte
van de bezittingen en schulden.

Slide 6 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Voorbeelden
Checklist:
  • Dual Coding (woord en beeld combineren)
  • Herkenbare voorbeelden gerelateerd aan de leefwereld van de leerlingen

Slide 7 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Controlevragen
A
a.
B
b.
C
c.
D
d.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

Slide 9 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Controlevragen
A
a.
B
b.
C
c.
D
d.

Slide 10 - Quizvraag

7. Formatief handelen
De docent geeft de leerlingen gedurende de verschillende lesfasen gerichte feedback, feedup en feedforward op de op de inhoud van het werk, de leerstrategie, het gedrag en op zelfsturing. De docent bevraagt leerlingen willekeurig met open vragen. Hierbij stimuleert de docent het kwaliteitsbesef onder leerlingen door bijvoorbeeld leerlingen werk met elkaar te laten vergelijken of uitgewerkte voorbeelden in te zetten.

    Begrippen uit deze les
  • ...
  • ...
  •  ...

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Checklist:
  • Zijn de leerdoelen behaald?
  • Les in context plaatsen van de periode 
  • Het leren en het gedrag samen evalueren
  • Vooruitblikken adhv JdW-planner  

Slide 12 - Tekstslide

8. Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag en blikt vooruit aan de hand van de JdW-planner.

Exit ticket

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies