Onderbouw onderbouwt - les 2 argumenten

Onderbouw Onderbouwt
Les 2

Argumenten
Tegenargument 
Weerlegging
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Onderbouw Onderbouwt
Les 2

Argumenten
Tegenargument 
Weerlegging

Slide 1 - Tekstslide

Onderbouw Onderbouwt
1. Betoog voorbereiden + schrijven 
Onderwerp M&W module "Nieuwe ideeën in een nieuwe wereld".  Betoog is gericht aan de keizer Montezuma.

2. Debat voorbereiden + uitvoeren in de klas

3. Reflectieverslag

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
1. Ik weet hoe ik argumenten in een tekst kan herkennen;

2. Ik kan een tegenargument met weerlegging in een tekst herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een standpunt?
A
Een feit.
B
Een mening op een stelling.
C
Een uitleg.

Slide 4 - Quizvraag

Opbouw betoog
Inleiding: stelling + standpunt aankondigen. Lezer nieuwsgierig maken.
 
Middenstuk: argumenten + voorbeelden en tegenargument + weerlegging + voorbeeld

Slot: stelling + standpunt herhalen. Korte samenvatting van de argumenten.

Slide 5 - Tekstslide

Argumenten
Stelling = standpunt (je bent voor of tegen) + argumenten + voorbeelden

1. Feitelijke argumenten (gebaseerd op onderzoek, waar of niet waar)
2. Subjectieve argumenten (mening van iemand)

Signaalwoorden opsomming: 
Je kondigt de argumenten aan met woorden als: ten eerste, ten tweede, daarnaast, ook..


Slide 6 - Tekstslide

Stelling: De smartphone is onmisbaar.

Argument: Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.

A
Feitelijk argument
B
Subjectief argument

Slide 7 - Quizvraag


A

Slide 8 - Quizvraag

Tegenargumenten
Bedenk waarom iemand het niet eens kan zijn met jouw argumenten. Dit tegenargument moet je ook uitleggen. Geef aan waarom dat tegenargument niet sterk is. Je geeft een reactie op het tegenargument. Je valt het tegenargument aan. Dat noemen we een weerlegging.



Slide 9 - Tekstslide

Hoe begin je een weerlegging?
  • omschrijf het argument dat je aanvalt;
  •  vertel waarom dat argument onjuist of onvolledig is en/of;
  •  voer een zelf gevonden tegenargument aan.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld
Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). De kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandcrème en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Link