Meewerkend voorwerp

Taalverzorging H4
Meewerkend voorwerp
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taalverzorging H4
Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Zinsdelen benoemen
Stappenplan:
  1. pv 
  2. zinsdeelproef
  3. onderwerp 
  4. gezegde 
  5. lijdend voorwerp 
  6. Meewerkend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
Sergio heeft een bijbaantje gevonden.
A
Sergio
B
een bijbaantje
C
heeft
D
heeft gevonden

Slide 3 - Quizvraag

Waar zet je zinsdeelstrepen?
Sergio heeft een bijbaantje gevonden.
A
Sergio heeft /een bijbaantje /gevonden.
B
/Sergio/ heeft/ een bijbaantje/gevonden/.
C
Sergio /heeft/ een bijbaantje/ gevonden.
D
Sergio /heeft /een/ bijbaantje/ gevonden.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Sergio heeft een bijbaantje gevonden.
A
Sergio
B
een bijbaantje
C
heeft
D
heeft gevonden

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het gezegde?
Sergio heeft een bijbaantje gevonden.
A
Sergio
B
een bijbaantje
C
heeft
D
heeft gevonden

Slide 6 - Quizvraag

Zinsontleding
1. persoonsvorm: eerste werkwoord in de zin
2. zinsdeelstrepen
3. onderwerp: wie/(wat) + persoonsvorm?
4. gezegde: alle werkwoorden in de zin
5. lijdend voorwerp: wat/(wie) + gezegde + onderwerp?
6. 

Slide 7 - Tekstslide

Zinsontleding
Lees onderstaand verhaaltje. Wat valt je op?

Ik was laatst op een verjaardag. Er waren vier mensen jarig en ik
had voor allemaal een cadeau gekocht. De bos bloemen gaf ik
aan mijn oma. De doos sigaren gaf ik aan mijn opa. Een spelletje
voor de Wii gaf ik aan mijn neefje en de pop gaf ik aan mijn
nichtje.


Slide 8 - Tekstslide

Zinsontleding
Als er in een zin iets aan iemand wordt gegeven, kun je te maken hebben met een meewerkend voorwerp.

De bos bloemen gaf ik aan mijn oma.
Aan mijn oma is meewerkend voorwerp

Controle: kun je ‘aan’ weglaten als je de woordvolgorde verandert?

Slide 9 - Tekstslide

Zinsontleding

Slide 10 - Tekstslide

Zinsontleding

Slide 11 - Tekstslide

Ik heb een boek gegeven aan mijn moeder.
Mv =
A
gegeven
B
een boek
C
ik
D
aan mijn moeder

Slide 12 - Quizvraag

Voor de sieraden betaalt Fardau 30 euro aan de juwelier.
mv =
A
voor de sieraden
B
Fardau
C
30 euro
D
aan de juwelier

Slide 13 - Quizvraag

Vanmiddag zal ik je iets lekkers geven.
mv =

Slide 14 - Open vraag

LEREN!
1. persoonsvorm: eerste werkwoord in de zin
2. zinsdeelstrepen
3. onderwerp: wie/(wat)+ persoonsvorm?
4. gezegde: alle werkwoorden in de zin
5. lijdend voorwerp: wat/(wie) + gezegde + onderwerp?
6. meewerkend voorwerp: aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Geen lv = geen mv in een zin!

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
Maak van Taalverzorging grammatica alle online opdrachten (zonder sterretje en pijltje). 

Stel vragen als je vastloopt of het even niet meer weet. 

Houd je aantekeningen erbij.

Klaar? Werk verder met Taalverzorging formuleren H4.

Slide 16 - Tekstslide