In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
H8 Het weer
8.1 Starten
8.2 Temperatuur
8.3 Wolken en neerslag
8.4 Wind
8.5 Extreem weer
PTA H8 op 11 oktober 2024
Slide 1 - Tekstslide
Vorige lessen
Gehad over:
Temperatuur, thermometer, Celcius, ijken
Wolken, soorten neerslag, luchtvochtigheid
Fase overgangen, deeltjesmodel
Slide 2 - Tekstslide
Faseovergangen
Slide 3 - Tekstslide
H8.4 Wind ; Leerdoelen
Ik kan uitleggen wat luchtdruk en wind ontstaat
Ik kan uitleggen hoe je de spanning van een gas meet
Ik kan omschrijven wat wat isobaren zijn.
Slide 4 - Tekstslide
Waarom is er wind?
Wind is lucht dat beweegt
Beweegt van een hoge druk naar een lage druk
Verschil in luchtdruk => wind
Draaien van de aarde => bocht in windrichting
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Wat is luchtdruk?
Luchtdruk => het gewicht van de lucht dat op de aarde drukt
Meten => barometer
Eenheid => hectopascal (hPa) of in millibar (mbar) => 1 hPa = 1 mbar
Je hebt hoge drukgebieden en lage drukgebieden
Op de weerkaart te zien => isobaren = alle punten met dezelfde luchtdruk verbonden door een lijn.
Slide 7 - Tekstslide
Werking barometer
hierin zit een dun doosje die makkelijk ingedrukt kan worden door de luchtdruk
lucht in dit doosje is voor een groot deel eruit gepompt (vacuüm).
de veer voorkomt dat doosje niet plat wordt
doosje reageert op veranderingen in de lucht
hoe verder ingedrukt, hoe hoger de luchtdruk in de buitenlucht,
Slide 8 - Tekstslide
Barometer
Met een barometer kan je luchtdruk meten.
Hierin zit een metalen doosje waarvan de lucht voor een groot deel is uitgepompt (vacuum).
Een sterke veer zorgt ervoor dat
het doosje niet geplat wordt.
Als de lucht druk meer wordt wordt
het doosje beetje meer in elkaar gedrukt.
Slide 9 - Tekstslide
Het weer als de luchtdruk verandert..
Hoe hoger in de atmosfeer, hoe minder lucht boven je is, hoe lager de luchtdruk.
Lucht stroomt ALTIJD van H naar L
Dit is => wind
Hoe groter het verschil in luchtdruk, hoe harder het waait.
Slide 10 - Tekstslide
Hoge druk gebied:
Hoge druk = dalende lucht
Symbool op de kaart = H
Getal > 1000 mbar is H
Welk weertype hoort bij H?
geen bewolking, warm in de zomer en koud in de winter
Laag druk gebied
Lage druk = stijgende lucht
Symbool op de kaart = L
Getal < 1000 mbar = L
Welk weertype hoort bij L?
wolken, neerslag, koel in zomer, zacht in de winter
Isobaar: een lijn op de weerkaart dat punten met gelijke druk met elkaar verbindt
Slide 11 - Tekstslide
Druk in een ruimte meten
Dit doe je met een Manometer:
Meet het verschil in luchtdruk =>
Overdruk
De druk in een autoband is dus: Totale druk = luchtdruk + overdruk
Slide 12 - Tekstslide
phet.colorado.edu
Slide 13 - Link
Beïnvloeden gasdruk
Als de temperatuur hoger wordt gaan de deeltjes minder/meer bewegen. De druk in de bak wordt lager/hoger.
Als je de bak kleiner maakt wordt de druk lager/hoger.
Als je meer gasdeeltjes toevoegt wordt de druk lager/hoger.
Slide 14 - Tekstslide
Overdruk / onderdruk
Overdruk is een ruimte waar de druk hoger is dan erbuiten.
Onderdruk is een ruimte waar de druk lager is dan erbuiten.
Druk meten in een ruimte => Manometer (eenheid bar)
Manometers geeft overdruk weer (verschil luchtdruk buiten - binnen)
Luchtdruk in band = luchtdruk buiten band + overdruk in band
Slide 15 - Tekstslide
Samenvatting H8.4
Wat is Luchtdruk en hoe meet je deze?
gewicht van de lucht dat op aarde drukt => barometer (hPa of mbar)
Kenmerken van het weer bij hoge en lage luchtdruk!
Hoge druk = dalende druk, > 1000 mbar, mooi weer
Lage druk = stijgende druk, < 1000 mbar, onstuimig weer
Gasdruk meten (Over- en onderdruk)!
Druk meten in een ruimte => manometer (bar)
Manometer geeft overdruk weer =>
Luchtdruk band = Luchtdruk buiten + overdruk in band
Slide 16 - Tekstslide
Aan de slag
Lees H8.4 beheersen goed door; leerboek p. 199-200
Maak opdrachten van 8.4 (opg. 8 t/m 16; p. 201-203)
Klaar => maak in learnbeat "zelf oefenen" H8.3 en H8.4
Volgende les:
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
H8 Het weer
8.1 Starten
8.2 Temperatuur
8.3 Wolken en neerslag
8.4 Wind
8.5 Extreem weer
PTA H8 op 11 oktober 2024
Slide 19 - Tekstslide
Rijp
Dauw
IJzel
Regen valt op bevroren grond en bevriest (lucht boven en grond onder 0 graden Celsius)
Waterdamp in de lucht bevriest direct op voorwerpen (temperatuur onder 0 graden Celsius)
Waterdamp uit de lucht vormt druppeltjes op voorwerpen (temperatuur boven 0 graden Celsius)
Slide 20 - Sleepvraag
Omrekenen
1 bar = 1,0 x 105 Pa
1 bar = 1000 mbar
1 mbar = 1 hPa = 100 Pa
1 Pa = 1 N/m2
Rood => staat in binas!
Slide 21 - Tekstslide
Leerdoelen H8.5
Aan het eind van deze paragraaf kan ik:
uitleggen waardoor het klimaat verandert
uitleggen hoe onweer ontstaat
uitrekenen hoe ver onweer bij mij vandaan is
Slide 22 - Tekstslide
Gevolgen versterkt broeikaseffect
Verandering van het klimaat
zeespiegelstijging
extreem weer
uitsterven (of toenemen) van planten- en diersoorten
Slide 23 - Tekstslide
Hoe ontstaan wolken?
Slide 24 - Woordweb
Stapelwolken
Lucht die warm wordt, zet uit.
De warme lucht bellen bewegen omhoog.
De T daalt => dauwpunt wordt bereikt => Condensatieniveau
Waterdamp in de luchtbel gaat condenseren: Gas => vloeistof
Stapelwolk is meestal vlak aan onderkant en ligt op de hoogte van Condensatieniveau
Slide 25 - Tekstslide
Wat weet je al over Onweer?
https://youtu.be/ORm6-OZI6Jo
Slide 26 - Tekstslide
Onstaan van mooiweerwolken
Temperatuur opstijgende luchtbellen niet veel hoger dan de omringende lucht.
Zo’n luchtbel stijgt dan langzaam en bereikt geen grote hoogte.
Hier stroomt de lucht rustig.
Ontstaan buienwolken
Temperatuur opstijgende lucht veel warmer is dan de omringende lucht.
Luchtbellen bereiken een grote hoogte
Je krijgt dan grote wolken met een donkere onderkant.
Boven in de wolken vormen zich ijskristallen. Deze groeien tot ze te zwaar zijn.
Ze vallen dan uit de wolk naar beneden.
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Bliksem en donder
Waarom zie je pas eerst de bliksemstraal en hoor je later de donder?
Snelheid licht = 300 000 000 000 m/s (300 miljard-meter/s)
Snelheid geluid = 340 m/s
Formule: afstand onweer?
Afstand (s) = snelheid (v) x tijd (t)
s= afstand in meters ; v = snelheid in m/s ; t = tijd in seconden
Slide 29 - Tekstslide
Je ziet een bliksem. 5 seconde later hoor je de donder. Hoe ver weg was de bliksem?
A
1700 m
B
1700 km
C
68 m
D
68 km
Slide 30 - Quizvraag
Een blikseminslag kan grote schade veroorzaken. Vandaar dat veel gebouwen worden beschermd met een bliksemafleider. Welke bewering over bliksemafleiders is waar?
A
Bliksemafleiders worden van rubber gemaakt.
B
Bliksemafleiders geleiden elektriciteit goed.
C
Bliksemafleiders zijn isolatoren.
D
Bliksemafleiders zijn verbonden met het elektriciteitsnet.
Slide 31 - Quizvraag
Waarom hoor je donder als het bliksemt?
A
Door de hoge temperatuur van de bliksem zet lucht heel snel uit.