Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
E-NT2 zinnen maken en voegwoorden
Nederlands 2F
Nederlandse zinnen.
1 / 33
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
MBO
Studiejaar 2
In deze les zitten
33 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
15 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Nederlands 2F
Nederlandse zinnen.
Slide 1 - Tekstslide
Zinnen schrijven
wie/wat
-
werkwoord
-
tijd
-
extra informatie
-
plaats
1
2 3 4 5
In een zin staat het werkwoord altijd op de tweede plaats.
Slide 2 - Tekstslide
Voorbeelden
1.
Mijn zoon
woont
in Den Haag
.
2.
Ik
woon
al 18 jaar
in dit huis
.
3.
Mijn vrouw
woont
pas twee jaar
in Nederland.
4.
Mijn vriend
verhuist
volgende maand
naar
Rotterdam
.
Slide 3 - Tekstslide
Extra informatie
Ik
koop
morgen
een broek
in de stad
.
Ik
leer
elke dag
Nederlands
op school
.
Extra informatie
staat vaak
na
de tijd.
Slide 4 - Tekstslide
Soms begint de zin met de tijd.
-
Ik
koop
morgen een broek in de stad
.
- Morgen
koop
ik
een broek in de stad
.
-
Ik
leer
elke dag Nederlands op school
.
- Elke dag
leer
ik
Nederlands op school
.
.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is een goede zin?
A
Morgen ga ik naar school.
B
Morgen ik ga naar school.
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een goede zin?
A
Vandaag metselt de man een muur.
B
Vandaag de man metselt een muur.
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een goed zin?
A
Volgende week ik verhuis naar Arnhem.
B
Volgende week verhuis ik naar Arnhem.
Slide 8 - Quizvraag
Ik ga om 8 uur naar mijn werk.
Wat is de tijd?
A
om 8 uur
B
ga
C
naar mijn werk
D
Ik
Slide 9 - Quizvraag
Ik doe 's ochtends boodschappen bij de Aldi.
Wat is de plaats?
A
's ochtends
B
boodschappen
C
Ik
D
bij de Aldi
Slide 10 - Quizvraag
Khalid fietst vaak naar school.
Wie is de persoon?
A
Khalid
B
fietst
C
vaak
D
naar school
Slide 11 - Quizvraag
Ik koop donderdag een nieuwe auto bij de dealer.
Wat is: een nieuwe auto?
A
de tijd
B
de plaats
C
extra informatie
D
het werkwoord
Slide 12 - Quizvraag
In mei verhuist Julia naar Hengelo.
Wat is: in mei?
A
de tijd
B
de plaats
C
het werkwoord
D
de persoon
Slide 13 - Quizvraag
Vanavond ga ik naar een restaurant.
Wat is: een restaurant?
A
het werkwoord
B
de tijd
C
extra informatie
D
de plaats
Slide 14 - Quizvraag
Voegwoord
Je kunt twee zinnen aan elkaar plakken met een voegwoord.
Slide 15 - Tekstslide
en
Ik eet vanavond kip.
Ik eet vanavond rijst.
Ik eet vanavond kip
en
rijst.
Slide 16 - Tekstslide
of
Hoe ga je naar het centrum?
Ik ga met de fiets.
Ik ga met de bus.
Ik ga met de fiets
of
ik ga met de bus.
Slide 17 - Tekstslide
want
Ik pak mijn paraplu.
Het regent.
Ik pak mijn paraplu,
want
het regent.
Slide 18 - Tekstslide
maar
Ik pas de broek.
De broek is te klein.
Ik pas de broek,
maar
de broek is te klein.
Slide 19 - Tekstslide
Ik draag een broek ...........ik draag een trui.
A
en
B
of
C
want
D
maar
Slide 20 - Quizvraag
Ik koop een jurk........ik koop een rok.
A
en
B
of
C
want
D
maar
Slide 21 - Quizvraag
Ik doe een muts op mijn hoofd......het is koud.
A
en
B
of
C
want
D
maar
Slide 22 - Quizvraag
Ik koop een trui...........de trui is te groot.
A
en
B
of
C
want
D
maar
Slide 23 - Quizvraag
Ik koop nieuwe kleren.......ik ga naar een feest.
A
en
B
of
C
want
D
maar
Slide 24 - Quizvraag
Ik heb vandaag les........ik ben ziek.
A
en
B
of
C
want
D
maar
Slide 25 - Quizvraag
Moeilijke voegwoorden
Omdat, als.
Ik ga niet naar school.
Ik
ben
ziek.
Ik ga niet naar school,
omdat
ik ziek
ben
.
Slide 26 - Tekstslide
De werkwoorden staan achteraan in de zin.
Ik koop een nieuwe bank.
Mijn oude bank
is
kapot.
Ik koop een nieuwe bank,
als
mijn oude bank kapot
is
.
Slide 27 - Tekstslide
Ik ga verhuizen, omdat.....
A
ik heb een nieuwe baan.
B
ik een nieuwe baan heb.
Slide 28 - Quizvraag
Ik ga met de fiets naar school, als.....
A
het mooi weer is.
B
het is mooi weer.
Slide 29 - Quizvraag
Ik ga naar de apotheek.......ik medicijnen nodig heb.
A
maar
B
want
C
en
D
als
Slide 30 - Quizvraag
Ik ga naar huis,........ik ben moe.
A
omdat
B
want
C
als
D
dus
Slide 31 - Quizvraag
Ik ga naar de supermarkt......ik boodschappen nodig heb.
A
want
B
of
C
omdat
D
maar
Slide 32 - Quizvraag
Mijn buren zijn aardig,..........ze helpen mij vaak.
A
want
B
omdat
C
als
D
maar
Slide 33 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
E-NT2 zinnen maken en voegwoorden
September 2024
- Les met
22 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
E-NT2 zinnen maken en voegwoorden
May 2023
- Les met
22 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
Samengestelde zinnen
16 days ago
- Les met
26 slides
NT2
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Samengestelde zinnen
April 2023
- Les met
48 slides
NT2
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Voegwoorden
July 2023
- Les met
15 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Voegwoorden
December 2023
- Les met
19 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
woordvolgorde in het Nederlands
January 2023
- Les met
19 slides
NT2
Beroepsopleiding
Voegwoorden
March 2023
- Les met
20 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1