14-9 H1 lezen en schrijven

programma
Voorlezen
Lezen Opdr 2 bespreken
Uitleg H1 schrijven
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

programma
Voorlezen
Lezen Opdr 2 bespreken
Uitleg H1 schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Voorlezen
Schrijf op een mooi, raar, woord dat je in het verhaal hoort.
Straks verzamelen we deze.

Slide 2 - Tekstslide

woord?

Slide 3 - Woordweb

H1 lezen opdr 2
Vraag 4: woorden
Lees de zin waar het woord in voorkomt. 
Geef de woordsoort.
Geef de betekenis.


Slide 4 - Tekstslide

H1 lezen opdr 2
Niet iedereen heeft alle vragen gemaakt. 
Bespreek met elkaar vraag 5 t/m 11. Leg de antwoorden uit.
Klaar? maak vraag 12

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een tekststructuur?
A
Is een tweedeling: inleiding en midden
B
Is een manier om het middenstuk in te delen.
C
Is een vaste indeling van een tekst.

Slide 7 - Quizvraag

H1 schrijven
Maak de startopdracht
Klaar? Lees theorie blz18

Slide 8 - Tekstslide

Ik kan/weet
- Verschillende manieren om de aandacht te trekken van de lezer en het onderwerp te introduceren;
- Verschillende manieren om een tekst af te ronden;
- een inleiding en een slot schrijven en inhoudelijke verbanden aangeven met signaalwoorden.
Schrijven - inleiding en slot

Slide 9 - Tekstslide

De inleiding heeft twee functies:

1.  de aandacht van de lezer trekken
2. het onderwerp introduceren
Schrijven - inleiding 

Slide 10 - Tekstslide

De inleiding heeft twee functies:

1.  de aandacht van de lezer trekken

- iets uit de actualiteit
- iets uit de geschiedenis
- een voorbeeld
- iets wat van persoonlijk belang is 
Schrijven - inleiding 

Slide 11 - Tekstslide

De inleiding heeft twee functies:

2. het onderwerp introduceren. Kan op drie manieren.

- Je stelt een hoofdvraag
- Je formuleert een probleem door middel van een probleemstelling
- je geeft een standpunt
Schrijven - inleiding 

Slide 12 - Tekstslide

Je formuleert de hoofdgedachte:
 (dat was het antwoord op de hoofdvraag, een oplossing voor het probleem en een herhaling van het standpunt: wat zegt de schrijver over het onderwerp).

Soms kun je het aanvullen met een aanbeveling/ of toekomst verwachting.

Laat zien wat je doet door signaalwoorden te gebruiken (daarom, kortom, al met al, of dus).

Sluit je tekst af met een krachtige zin: een uitsmijter.
Schrijven - Slot

Slide 13 - Tekstslide

Opdr 2 blz 19

Slide 14 - Tekstslide

voorwerp?

Slide 15 - Woordweb

Hoe trek je de aandacht?
actualiteit
geschiedenis
voorbeeld
persoonlijk belang

Slide 16 - Poll

Hoe introduceer je het onderwerp?
Hoofdvraag
probleemstelling
standpunt

Slide 17 - Poll

Opdr 2
Schrijf de inleiding van ongeveer 75 woorden

Slide 18 - Tekstslide