WK Hoofdstuk 3 misdrijven

Wettelijke kaders
hoofdstuk 3
onderdeel misdrijven
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeveiligingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Wettelijke kaders
hoofdstuk 3
onderdeel misdrijven

Slide 1 - Tekstslide

Doelstelling
Na de les kan je de verschillen tussen verschillende strafbare feiten onderscheiden en omschrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Instructie vragen
Maak de vragen met de groene achtergrond met behulp van je boek en wees zo compleet mogelijk in je antwoord.  Gebruik hiervoor de video's en hoofdstuk 3.6 (misdrijven) van je boek. Bekijk eerst de video op de volgende slide.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Opbouw strafbaar feit
Zoals je hebt gezien bestaat een strafbaarfeit uit een aantal bestanddelen (onderdelen). Pas als iemand zo heeft gehandeld dat al deze delen zijn gepleegd is er sprake van een strafbaar feit. Het is belangrijk dat je weet welke bestanddelen bij een bepaald feit passen. Als eerste gaan we in op vernieling. Bekijk hiervoor de volgende video.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Welke vier handelingen die je met een goed van iemand anders kan doen zijn strafbaar gesteld in artikel 350 WvSr (Vernieling)? Noem per handeling een voorbeeld:

Slide 7 - Open vraag

Valt het expres laten ontsnappen van iemands huisdier ook onder vernieling?

Slide 8 - Open vraag

Mishandeling vs zware mishandeling
We gaan nu op het feit mishandeling en zware mishandeling. Daarnaast gaan we kijken naar de verschillen tussen deze feiten. Lees eerst de tekst over de onderwerpen en probeer na te gaan wat de belangrijke bestanddelen zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Wat wordt er verstaan onder mishandeling? Schrijf dit zo op dat je begrijpt wat je hebt geantwoord.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het verschil tussen eenvoudige mishandeling en zware mishandeling?

Slide 11 - Open vraag

Wanneer wordt er openlijke geweldpleging gepleegd in plaats van mishandeling?

Slide 12 - Open vraag

Wanneer wordt er openlijke geweldpleging gepleegd in plaats van vernieling?

Slide 13 - Open vraag

Bestuderen
Neem de rest van de strafbarefeiten in hoofdstuk 3 goed door. Maak vervolgens de blauwe vragen zonder boek. 

Slide 14 - Tekstslide

Geef van het onderstaande voorbeelden aan welk strafbaar feit er wordt gepleegd.
'Kees is het niet eens met zijn relatiebreuk met Sandra. Hij breekt in hun oude huis in en zet alle kranen open waardoor er een overstroming ontstaat.'

Slide 15 - Open vraag

Welk strafbaar feit wordt hier gepleegd?

'Piet wil graag een Porsche. Hij gaat naar de dealer om een proefrit te maken. Tijdens de proefrit besluit hij de auto niet meer terug te brengen.'

Slide 16 - Open vraag

Kees is werkzaam als beveiliger bij de HEMA. Piet zegt tegen Kees: Ik zal jouw baas is even bellen om te zeggen dat jij je werk niet goed doet. Als je dat niet wil moet je mij straks mijn gang laten gaan als ik wat ga stelen.

Is Piet strafbaar voor het artikel bedreiging (art. 285 WvSr)?

Slide 17 - Open vraag

Geef aan wat het verschil is tussen de misdrijven diefstal en verduistering:

Slide 18 - Open vraag

Een schilder gaat een dakgoot van een huis schilderen en gebruikt een brander om de verflaag weg te krijgen. Het dak is van riet. Hij zet geen brandblusser klaar. Het dak vliegt in brand. De bewoners van het huis raken door de rook bewusteloos en moeten in het ziekenhuis worden opgenomen. Aan welk strafbaar feit maakt de schilder zich schuldig?

Slide 19 - Open vraag

Om schuldig bevonden te worden aan het misdrijf vernieling worden naast het woord "Vernield" nog drie andere vormen genoemd die onder dit misdrijf vallen. Welke zijn dat?

Slide 20 - Open vraag

Piet heeft een nieuwe stofzuiger gekocht. Hij is niet tevreden over de kwaliteit van deze stofzuiger. Helaas is hij het bonnetje kwijt dus heeft hij geen recht op garantie. Hierop gooit hij de stofzuiger van drie hoog naar beneden waardoor deze wordt vernield.
Kan Piet worden veroordeeld voor deze vernieling?

Slide 21 - Open vraag

Waar kan je voor gestraft worden wanneer je opzettelijk een overstroming teweeg brengt en wanneer er grote schade en/of verlies van goederen te verwachten is?

Slide 22 - Open vraag

Over welke onderwerpen zou je morgen graag extra uitleg krijgen?

Slide 23 - Open vraag