hst 7 paragraaf 1 en 2 "stofeigenschappen, fase en faseovergangen"

hst 7 paragraaf 1 en 2 "stofeigenschappen, fase en faseovergangen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

hst 7 paragraaf 1 en 2 "stofeigenschappen, fase en faseovergangen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt mengsels en zuivere stoffen beschrijven. 
  • Je kunt stoffen herkennen aan de hand van een aantal 
       eigenschappen.
  • Je kunt berekeningen maken met het verband tussen dichtheid, massa en volume. 
  • Je kunt de fasen benoemen waarin stoffen voor kunnen komen. 
  • Je kunt in een (temperatuur,tijd)-diagram het smeltpunt en stolpunt 
  • van een stof aflezen.
  • Je kunt beschrijven welk proces in een kokende vloeistof plaatsvindt.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Geef voorbeelden van stofeigenschappen

Slide 4 - Woordweb

Stofeigenschappen
Eigenschappen waaraan je een stof kan herkennen;
- geur, kleur, smaak, kookpunt, smeltpunt, geleidbaarheid stroom, oplosbaarheid, dichtheid, hardheid.




Slide 5 - Tekstslide

GEEN stofeigenschappen
Massa, volume, lekker, gewicht, lengte.

Hieraan kun je niet zien welke stof het is.

Slide 6 - Tekstslide

Formule voor dichtheid

dichtheid = massa : volume



ρ = m/V



 



ρ = dichtheid (g/cm3)



m = massa (g)



V = volume (cm3)

Slide 7 - Tekstslide

De onderdompelmethode

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Belang van het lesdoel
Stoffen sneller herkennen. Geen zout in de koffie.....
Je practicum dichtheid beter uitvoeren.
Opdrachten met de dichtheid en stofeigenschappen zitten vaak in het examen.

Slide 10 - Tekstslide

Noteer uit het rijtje de stofeigenschappen.

Geur, massa, volume, dichtheid, lengte, kleur, massa, gewicht, roest wel.

Slide 11 - Open vraag

Schrijf de formule van de dichtheid om naar:
m =......
V = ......

Reken om: 1g/cm3 = .....kg/m3

Slide 12 - Open vraag

Een maatcilinder is met 10mL water gevuld.
Er wordt voorzichtig een ring in het water gedaan.
De maatcilinder is dan tot 10,3 ml gevuld.
a) Wat is het volume van de ring?
b) De massa van de ring is 5,8g, wat is de dichtheid van de ring?
c) Gebruik het Binas. Is de ring wel of niet van goud? Waarom?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Bereken het volume van 2 kg zilver.

Slide 15 - Open vraag

Welke toestanden ken je (3)

Slide 16 - Woordweb

Welke faseovergangen ken je (6)

Slide 17 - Woordweb

Slide 18 - Video

Hoe heet de overgang van de vaste fase naar de vloeistoffase?
A
smelten
B
stollen
C
sublimeren
D
condenseren

Slide 19 - Quizvraag

Hoe heet de overgang van de vaste fase naar de gasfase?
A
sublimeren
B
vervluchtigen
C
condenseren
D
rijpen

Slide 20 - Quizvraag

Zijn faseovergangen een natuurkundig of scheikundig proces? Leg uit

Slide 21 - Open vraag

De faseovergang van gas naar vloeibaar noemen we
A
verdampen
B
rijpen
C
sublimeren
D
condenseren

Slide 22 - Quizvraag

De faseovergang van vloeibaar naar vast noemen we
A
verdampen
B
stollen
C
smelten
D
condenseren

Slide 23 - Quizvraag

De faseovergang van gas naar vast noemen we
A
verdampen
B
rijpen
C
sublimeren
D
condenseren

Slide 24 - Quizvraag

De faseovergang van vast naar vloeibaar noemen we
A
smelten
B
stollen
C
sublimeren
D
condenseren

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Video

Faseovergangen
Faseovergangen

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Smeltpunt hoort bij:
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 29 - Quizvraag

Is de smeltcurve hiernaast van een zuivere stof of mengsel?
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 30 - Quizvraag

Is dit een stoldiagram van een zuivere stof of een mengsel?
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 31 - Quizvraag

Bekijk de grafiek hiernaast. Is dit een zuivere stof of een mengsel?
A
Zuivere stof
B
Mengsel
C
Kun je niet zeggen

Slide 32 - Quizvraag

(klik op het plaatje)
Het is -45 C welke fase heeft kwik?
A
Vloeibaar
B
Vast
C
Gas
D
Geen van allen

Slide 33 - Quizvraag

(klik op het plaatje)
Het is 25 C welke fase heeft azijnzuur?
A
Vloeibaar
B
Vast
C
Gas
D
Geen van allen

Slide 34 - Quizvraag