In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
WELKOM 1A :)
Planning van deze les:
Cijfers brief en kaft
Herhaling lezen
Gedicht
Het volgende uur:
Woorden
Aan het einde van de les:
kan je de moeilijkewoordenwijzer toepassen
kan je een gedicht herkennen
weet je wat figuurlijk taalgebruik is
leer je vijfentwintig nieuwe woorden
Slide 1 - Tekstslide
Naast elkaar zitten
Slide 2 - Tekstslide
Kaft
O = 5
V = 6,5
G = 8,5
Slide 3 - Tekstslide
Kaft
O = 5 > herkansen voor maximaal een V
V = 6,5
G = 8,5
Slide 4 - Tekstslide
Wat doe je met moeilijke woorden?
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht 21 en 22 klassikaal nakijken
Slide 6 - Tekstslide
Gedichten herken je meteen: ze rijmen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Gedichten zien er anders uit dan andere teksten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Gedichten vertellen een verhaal.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Poëzie
- Korte regels
- Veel wit
Slide 10 - Tekstslide
Poëzie
Kenmerken die je vaak tegenkomt:
• Sommige woorden hebben meerdere betekenissen.
• Woorden worden herhaald.
• Bij het laatste woord van een versregel moet je soms niet pauzeren maar doorlezen.
• Het gedicht is opgebouwd in strofen.
Slide 11 - Tekstslide
Poëzie
Kenmerken die je soms tegenkomt:
De woorden aan het eind van de regels rijmen.
De klank is belangrijk.
Slide 12 - Tekstslide
Figuurlijk taalgebruik
Je gebruikt een woord of uitdrukking niet in de letterlijke betekenis. Maar je roept er een beeld mee op waardoor je boodschap krachtiger overkomt.
Slide 13 - Tekstslide
Figuurlijk taalgebruik
Letterlijk: Een kip kan zonder kop nog een eindje lopen.
Figuurlijk: Hij praat als een kip zonder kop.
Als het figuurlijke taalgebruik zó vaak gebruikt wordt dat je er moe van wordt, dan heet dat cliché. 'Ik voel me kiplekker'. Dat is niet origineel om bijvoorbeeld in een gedicht te zeggen.
Slide 14 - Tekstslide
Individueel werken
Wat
Maak van hoofdstuk 2.2 opdracht 2 t/m 4
Hoe
Individueel
Hulp
Help elkaar, ik loop rond om vragen te beantwoorden
Tijd
Tot het einde van de les
Uitkomst
We bespreken de antwoorden aan het einde van de les
Klaar
Oefen online met de woordtrainer van hoofdstuk 2.5
Slide 15 - Tekstslide
Samenwerken
Wat
Wie het eerst alle briefjes met het goede woord bij de goede betekenis heeft gelegd, wint.
Denk je dat je klaar bent? Controleer het nog eens goed en mail een foto naar l.k.van.dam@cvo-av.nl. De eerste inzending die ook helemaal goed is, wint. Je mag maximaal twee inzendingen doen.
Hoe
In tweetallen
Hulp
Help elkaar
Uitkomst
Klaar
Maak opdracht 8 t/m 12 van hoofdstuk 2.5
Slide 16 - Tekstslide
Samenvatting van de les
Jij kunt nu
kan je de moeilijkewoordenwijzer toepassen
kan je een gedicht herkennen
weet je wat figuurlijk taalgebruik is
leer je vijfentwintig nieuwe woorden
Huiswerk
Maak opdracht 8 t/m 12 van hoofdstuk 2.5 + lees de leertekst 'Synoniemen' op bladzijde 143 (hoofdstuk 2.5)
Vul het Exit Ticket in - dat mag met je telefoon - daarna mag je je spullen gaan opruimen.