22 - 1VMA - Lezen 2.3 - Woorden 2.5 - Gedichten 2.2

WELKOM 1A :)
Planning van deze les:

  • Cijfers brief en kaft
  • Herhaling lezen
  • Gedicht

Het volgende uur:
  • Woorden

Aan het einde van de les
  • kan je de moeilijkewoordenwijzer toepassen
  • kan je een gedicht herkennen 
  • weet je wat figuurlijk taalgebruik is 
  • leer je vijfentwintig nieuwe woorden 

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELKOM 1A :)
Planning van deze les:

  • Cijfers brief en kaft
  • Herhaling lezen
  • Gedicht

Het volgende uur:
  • Woorden

Aan het einde van de les
  • kan je de moeilijkewoordenwijzer toepassen
  • kan je een gedicht herkennen 
  • weet je wat figuurlijk taalgebruik is 
  • leer je vijfentwintig nieuwe woorden 

Slide 1 - Tekstslide

Naast elkaar zitten

Slide 2 - Tekstslide

Kaft
O = 5
V = 6,5
G = 8,5

Slide 3 - Tekstslide

Kaft
O = 5 > herkansen voor maximaal een V
V = 6,5
G = 8,5

Slide 4 - Tekstslide

Wat doe je met moeilijke woorden?

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 21 en 22 klassikaal nakijken

Slide 6 - Tekstslide

Gedichten herken je meteen: ze rijmen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Gedichten zien er anders uit dan andere teksten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Gedichten vertellen
een verhaal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Poëzie 


- Korte regels
- Veel wit

Slide 10 - Tekstslide

Poëzie 

Kenmerken die je vaak tegenkomt:

• Sommige woorden hebben meerdere betekenissen.
• Woorden worden herhaald.
• Bij het laatste woord van een versregel moet je soms niet pauzeren maar doorlezen.
• Het gedicht is opgebouwd in strofen.

Slide 11 - Tekstslide

Poëzie 



Kenmerken die je soms tegenkomt:

  • De woorden aan het eind van de regels rijmen.

  • De klank is belangrijk.



Slide 12 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik 
Je gebruikt een woord of uitdrukking niet in de letterlijke betekenis. Maar je roept er een beeld mee op waardoor je boodschap krachtiger overkomt. 

Slide 13 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik
Letterlijk: Een kip kan zonder kop nog een eindje lopen.
Figuurlijk: Hij praat als een kip zonder kop. 

Als het figuurlijke taalgebruik zó vaak gebruikt wordt dat je er moe van wordt, dan heet dat cliché. 'Ik voel me kiplekker'. Dat is niet origineel om bijvoorbeeld in een gedicht te zeggen. 

Slide 14 - Tekstslide

                   Individueel werken 
Wat
Maak van hoofdstuk 2.2 opdracht 2 t/m 4 
Hoe
Individueel 
Hulp
Help elkaar, ik loop rond om vragen te beantwoorden
Tijd
Tot het einde van de les 
Uitkomst
We bespreken de antwoorden aan het einde van de les
Klaar
Oefen online met de woordtrainer van hoofdstuk 2.5  

Slide 15 - Tekstslide

                   Samenwerken
Wat
Wie het eerst alle briefjes met het goede woord bij de goede betekenis heeft gelegd, wint. 
Denk je dat je klaar bent? Controleer het nog eens goed en mail een foto naar l.k.van.dam@cvo-av.nl. De eerste inzending die ook helemaal goed is, wint. Je mag maximaal twee inzendingen doen. 
Hoe
In tweetallen
Hulp
Help elkaar
Uitkomst
Klaar
Maak opdracht 8 t/m 12 van hoofdstuk 2.5 

Slide 16 - Tekstslide

Samenvatting van de les
Jij kunt nu
  • kan je de moeilijkewoordenwijzer toepassen
  • kan je een gedicht herkennen
  • weet je wat figuurlijk taalgebruik is
  • leer je vijfentwintig nieuwe woorden 
Huiswerk 
Maak opdracht 8 t/m 12 van hoofdstuk 2.5  + lees de leertekst 'Synoniemen' op bladzijde 143 (hoofdstuk 2.5)

Vul het Exit Ticket in - dat mag met je telefoon - daarna mag je je spullen gaan opruimen. 

Slide 17 - Tekstslide