Poëzie klas 1- gedichtenwedstrijd

Programma
Toets maken
Poëzie + Gedichtwedstrijd
Lezen


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Programma
Toets maken
Poëzie + Gedichtwedstrijd
Lezen


Slide 1 - Tekstslide

Wat vind jij van poëzie?

Slide 2 - Woordweb

Schrijf twee woorden op die op elkaar rijmen. Je mag meerdere setjes maken. (vb. dag - lach)

Slide 3 - Open vraag

Lesdoelen
Aan het einde van deze les: 
  • weet je hoe je een rijmschema moet benoemen
  • weet je het verschil tussen poëzie en proza
  • weet je wat een strofe, dichtregel en beeldspraak is

Slide 4 - Tekstslide

Poëzie en gedichten
Poëzie is een vorm van literatuur, net zoals proza (leesboeken). Poëzie is bijzonder, want: 
  • het ziet er anders uit; tekst niet op de hele pagina, veel wit om de regels
  • korte zinnen, veel herhaling
  • vaak "gekke" vormen, lettertypes en woorden
  • creatieve teksten, veel figuurlijk taalgebruik (beeldspraak)
  • nieuwe, niet bestaande woorden en afbreken 
  • vaak rijm                                                    

Slide 5 - Tekstslide

Gedichten
Poëzie
Verhalen
Proza
gedichten
versjes
rijm
spelen met taal
verhalen
stripboek
zinnen lopen door tot het einde van de bladzijde
meer aandacht voor het verhaal dan voor hóé het geschreven is
zinnen eindigen waar de versregel klaar is

Slide 6 - Sleepvraag

Rijmschema
Een rijmschema is een schematische weergave van de eindrijm in een gedicht. De eindrijm is de laatste klank van een dichtregel. Elke nieuwe klank krijgt een nieuwe letter van het alfabet. 


a
b
a
b


c
d
c
d

e
f
e
f

g
g

Slide 7 - Tekstslide

 

Al zie ik jouw gezicht elke dag door mijn ogen (a)
Net zo vaak word ik door mijn brein bedrogen. (a)

Morgen is het weer een nieuwe dag met jou (b)
Opnieuw vierentwintig uur waarin ik van je hou. (b)

De avond is steeds weer een droevig moment (c)
Het besef dat je een hele nacht niet bij mij bent. (c)

Slide 8 - Tekstslide

Valentijn is fijn
maar elke dag
bij het zien van je glimlach
is gelukkig zijn
Valentijn is fijn
ik wil elke dag
gelukkig zijn
bij het zien van je glimlach

Valentijn is fijn
is gelukkig zijn
bij het zien van je glimlach
elke dag
aabb
abba
abab

Slide 9 - Sleepvraag

Figuurlijk taalgebruik
Sommige woorden kun je op twee manieren gebruiken: letterlijk en figuurlijk. 

Letterlijk taalgebruik: de kapper zit met zijn handen in mijn haar.
Figuurlijk taalgebruik: ik zit met mijn handen in het haar.

 Figuurlijk taalgebruik in gedichten is meestal verrassend.                                                  

Slide 10 - Tekstslide

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Veronique draagt een gouden ring.
B
Hij scoorde ringloos in de basket.
C
Door hem ben ik nu de sigaar.
D
Hij rookte stiekem een sigaar.

Slide 11 - Quizvraag

Wat bedoelen we met:
Door hem ben ik nu de sigaar.
A
Door hem ben ik gaan roken.
B
Door hem ben ik in de problemen gekomen.

Slide 12 - Quizvraag

Bedenk zelf een vorm van figuurlijk taalgebruik (beeldspraak).

Slide 13 - Open vraag

Strofe
Een gedicht bestaat uit versregels. Versregels staan soms in groepjes. Zo'n groepje versregels noem je strofe. Tussen twee strofen staat een witregel.  

De strofen in een gedicht zijn soms even lang, maar dat hoeft niet. 

 Elke strofe vertelt een eigen stukje van de inhoud. Er zijn geen vaste regels voor die inhoud.                                                

Slide 14 - Tekstslide

Uit hoeveel strofes bestaat het gedicht?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Dichtwedstrijd
Schrijf een gedicht over jouw leven in deze bizarre tijd met corona. Bedenk hoe je rijm en beeldspraak in je gedicht verwerkt. Maak goed gebruik van strofes en denk na over de vorm. Mail je gedicht naar je docent. 
Wil je meedoen met de wedstrijd, mail dan ook naar                                  --> 

Slide 22 - Tekstslide