57 - 1HVD - Grammatica zinsdelen 4.7








:)





Planning van dit uur:

  • Grammatica zinsdelen

Planning van volgende uur
  • Grammatica zinsdelen
  • Exit ticket opnieuw invullen 

Aan het einde van deze les
  • weet ik wat enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn
  • weet ik wat het meewerkend voorwerp is


WELKOM 1D :)
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les








:)





Planning van dit uur:

  • Grammatica zinsdelen

Planning van volgende uur
  • Grammatica zinsdelen
  • Exit ticket opnieuw invullen 

Aan het einde van deze les
  • weet ik wat enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn
  • weet ik wat het meewerkend voorwerp is


WELKOM 1D :)

Slide 1 - Tekstslide

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 1 van het werkblad 
Hoe
Individueel, in stilte 
Hulp
Overleg met elkaar 
Tijd
Tot iedereen klaar is 
Uitkomst
We gaan zo alle opdrachten met elkaar maken 
Klaar
Wacht even 

Slide 2 - Tekstslide

Antwoorden
1. De docent overhandigt de leerlingen hun toetsblad.
2. Na een paar minuten schuift de snelste leerling mij een papiertje met de antwoorden toe.
3. Ik geef het papier onder tafel door aan mijn buurman.
4. Deze methode heeft de leerlingen altijd hoge cijfers opgeleverd.
5. Verbaasd geeft de docent de volgende dag aan de hele klas een foutloze toets terug.

Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden
1. De docent | overhandigt | de leerlingen | hun toetsblad.
2. Na een paar minuten | schuift |de snelste leerling | mij | een papiertje met de antwoorden | toe.
3. Ik | geef | het papier | onder tafel | door | aan mijn buurman.
4. Deze methode | heeft | de leerlingen | altijd | hoge cijfers | opgeleverd.
5. Verbaasd | geeft | de docent | de volgende dag | aan de hele klas | een foutloze toets | terug.

Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden
1. De docentoverhandigt | de leerlingen | hun toetsblad.
 
2. Na een paar minuten | schuift |de snelste leerling | mij | een papiertje met de antwoorden | toe.

3. Ik geef | het papier | onder tafel | door | aan mijn buurman.

4. Deze methodeheeft | de leerlingen | altijd | hoge cijfers | opgeleverd.

5. Verbaasd | geeft | de docent | de volgende dag | aan de hele klas | een foutloze toets | terug.

Onderwerp = geel

Slide 5 - Tekstslide

Antwoorden
1. De docentoverhandigt | de leerlingen | hun toetsblad.
 
2. Na een paar minuten | schuift |de snelste leerling | mij | een papiertje met de antwoorden | toe.

3. Ik geef | het papier | onder tafel | door | aan mijn buurman.

4. Deze methodeheeft | de leerlingen | altijd | hoge cijfers | opgeleverd.

5. Verbaasd | geeft | de docent | de volgende dag | aan de hele klas | een foutloze toets | terug.

Onderwerp = geel
Werkwoordelijk gezegde = dikgedrukt

Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden
1. De docentoverhandigt | de leerlingen | hun toetsblad.
 
2. Na een paar minuten | schuift |de snelste leerling | mij | een papiertje met de antwoorden | toe.

3. Ik geef het papier | onder tafel | door | aan mijn buurman.

4. Deze methodeheeft | de leerlingen | altijd | hoge cijfers | opgeleverd.

5. Verbaasd | geeft | de docent | de volgende dag | aan de hele klas | een foutloze toets | terug.

Onderwerp = geel
Werkwoordelijk gezegde = dikgedrukt
Lijdend voorwerp = groen

Slide 7 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
aan/voor wie/wat + wg + o + lv

Ik geef mijn tante een cadeautje.
Aan wie geef ik een cadeautje? 
Mijn tante. 
timer
3:00

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden
1. De docentoverhandigt | de leerlingen | hun toetsblad.
 
2. Na een paar minuten | schuift |de snelste leerling | mij | een papiertje met de antwoorden | toe.

3. Ik geef het papier | onder tafel | door | aan mijn buurman.

4. Deze methodeheeft | de leerlingen | altijd | hoge cijfers | opgeleverd.

5. Verbaasd | geeft | de docent | de volgende dag | aan de hele klas | een foutloze toets | terug.

Onderwerp = geel
Werkwoordelijk gezegde = dikgedrukt
Lijdend voorwerp = groen
Meewerkend voorwerp = blauw

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden
1. Hij luistert goed naar zijn zangcoach.
2. Hij luistert naar zijn pianodocent, want hij wil later optreden.
3. Hij luistert naar zijn zangcoach, omdat hij later zanger wil worden.
4. Ik denk dat het morgen hard gaat regenen.

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden
    1. Hij luistert goed naar zijn zangcoach.
* 2. Hij luistert naar zijn pianodocent, want hij wil later optreden.
* 3. Hij luistert naar zijn zangcoach, omdat hij later zanger wil worden.
* 4. Ik denk dat het morgen hard gaat regenen.

Slide 11 - Tekstslide

Zinnen
één persoonsvorm --> enkelvoudige zin (altijd een hoofdzin)
twee persoonsvormen --> meervoudige zin 

Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden
    1. Hij luistert goed naar zijn zangcoach.

                                 a                                                          b
* 2. Hij luistert naar zijn pianodocent, want hij wil later optreden.

                                  a                                                             b
* 3. Hij luistert naar zijn zangcoach, omdat hij later zanger wil worden.
               a                                                 b
* 4. Ik denk dat het morgen hard gaat regenen.

Slide 13 - Tekstslide

Samengestelde zin
Hij luistert naar zijn pianodocent, 
want hij wil later optreden. 
Zin 1
Zin 2

Slide 14 - Tekstslide

Antwoorden
    1. Hij luistert goed naar zijn zangcoach.

                                 a     ja                                                     b ja
* 2. Hij luistert naar zijn pianodocent, want hij wil later optreden.

                                  a    ja                                                         b nee
* 3. Hij luistert naar zijn zangcoach, omdat hij later zanger wil worden.
               a     ja                                            b nee
* 4. Ik denk dat het morgen hard gaat regenen.

Slide 15 - Tekstslide

Antwoorden
    1. Hij luistert goed naar zijn zangcoach.

                                 a     ja                                                     b ja
* 2. Hij luistert naar zijn pianodocent, want hij wil later optreden.

                                  a    ja                                                         b nee -> bijzin
* 3. Hij luistert naar zijn zangcoach, omdat hij later zanger wil worden.
               a     ja                                            b nee -> bijzin 
* 4. Ik denk dat het morgen hard gaat regenen.

Slide 16 - Tekstslide

                   Individueel werken
timer
15:00
Wat
Maak versterk jezelf van meewerkend voorwerp 
Hoe
Individueel, in stilte 
Hulp
Steek je vinger op, dan kom ik langs om te helpen
Tijd
15 minuten
Uitkomst
Test jezelf is huiswerk
Klaar
Werk aan je schrijfopdracht 

Slide 17 - Tekstslide

Samenvatting van de les
Jij
  • weet wat enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn
  • weet wat het meewerkend voorwerp is

Huiswerk 
Maak Versterk jezelf - ontleden: zinsdelen - over 'meewerkend voorwerp' 

- EXIT TICKET OPNIEUW INVULLEN !! 


GEBED

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link