Lezen hoofdstuk 1.3

Examenopdracht tekst 3
pagina 29 en 30
Doel
Je kunt inschatten of de informatie in een tekst betrouwbaar is


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Examenopdracht tekst 3
pagina 29 en 30
Doel
Je kunt inschatten of de informatie in een tekst betrouwbaar is


Slide 1 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van tekst 3?
A
betaalde blogs
B
misleiding consument
C
Reclame Code Commissie
D
reclamecode social media

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het doel van tekst 3?
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 3 - Quizvraag

Hoe is de schrijfster aan haar informatie gekomen?
A
ze baseert zich op onderzoek van Trouw naar bedrijven die op de blogs vermeld worden
B
ze heef gepraat met Matthijs Roumen en Jitty van Doodewaard
C
ze heeft allebei (A en B) gedaan
D
ze heeft allebei (A en B) gedaan en gepraat met de lezeressen van Frederieke Wieberdings modeblog

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van alinea 3?
A
de bedenkers van de reclamemode
B
de oneerlijke handelsmethoden op internet
C
de Reclame Code Commissie
D
het belang van reclamecode

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent 'code' in deze tekst?
A
serie aandachtspunten
B
serie regels en afspraken
C
soort geheimschrift
D
uitvoeringswetten

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen onafhankelijke content en reclame (zin 1, alinea 3)?
A
reclametekst is onbetrouwbaar, tekst met onafhankelijke content is betrouwbaar
B
inhoud tekst reclame is betaald, bij onafhankelijke content niet
C
bij reclame is de opmaak herkenbaar als reclame en bij onafhankelijke content niet

Slide 7 - Quizvraag

Wie kan een boete krijgen als de reclamecode social media overtreden wordt?
A
de consument die de overtredingen niet meldt
B
degene die betaald heeft voor het artikel
C
degene die reclame maakt op zijn website
D
B en C beide

Slide 8 - Quizvraag

In alinea 8 staat dat 'de reclamecode op grote schaal lijkt overtreden'. Wordt die uitspraak ondersteund?
A
Ja, door de mening va de schrijfster.
B
Ja, door de mening van Roumen.
C
Ja, met feiten uit het onderzoek van Trouw.
D
Nee, maar dit is wat men voor waar neemt.

Slide 9 - Quizvraag

Welk probleem ziet Roumen nu de reclamecode op zo'n grote schaal wordt overtreden?
A
dat er steeds meer reacties op gesponsorde artikelen komen
B
dat mensen de inhoud van de artikelen niet meer serieus nemen
C
dat straffen haast onmogelijke wordt vanwege grote aantal overtredingen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is waar?
A) Er wordt pas actie ondernomen als consumenten een klacht indienen.
B) De Reclame Code Commissie spoort zelf overtredingen op.

A
Alleen A
B
Alleen B
C
A en B
D
Beiden niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Wat is waar?

A) de reclamecode voor social media is onduidelijk.
B) Internet is vrij en dus kan iedereen publiceren wat hij of zij maar wil.

A
Alleen A
B
Alleen B
C
A en B
D
Beiden niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wat is waar?

A) Veel bloggers kennen de regels niet.
B) bedrijven kennen de regels niet.
A
Alleen A
B
Alleen B
C
A en B
D
Beiden niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Bij vraag 11 staan drie korte samenvattingen. Welke samenvatting geeft de strekking van de hele tekst het beste weer?
A
A
B
B
C
C

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin(nen) over de betrouwbaarheid is juist?

A) De informatie over de Reclame Code Commissie en de RSM is feitelijk.
B) De schrijfster van de tekst lijkt in een aantal alinea's bevooroordeeld te zijn.

A
Alleen A
B
Alleen B
C
A en B
D
Beiden zijn niet juist

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin(nen) over de betrouwbaarheid is juist?

A) De aangehaalde deskundigen wekken een betrouwbare indruk.
B) De bron van de tekst heeft belang bij een bepaalde voorstelling van zaken.

A
Alleen A
B
Alleen B
C
A en B
D
Beiden niet juist

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide