Laagland M1 en M2

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

hoe was je vakantie?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

GPW
Twee vrouwen
Het diner
Laagland Module 1: tekst en lezer
Laagland Module 2: literair taalgebruik en betekenistoekenning
Laagland Module 3: par 3.1-3.4

Slide 4 - Tekstslide

LOCKDOWN
les 1: Laagland Module 2
les 2: Laagland Module 2
les 3: Twee vrouwen
les 4: Hersenschimmen

Slide 5 - Tekstslide

Les 1
  1. Theoretisch: herhaling Module 2
  2. Praktisch: maak opdracht 8 
  3. Huiswerk: opdracht 9 inleveren via classroom (deadline: 6/1)

Slide 6 - Tekstslide

Theoretisch

Slide 7 - Tekstslide

Theoretisch
Module 2 Literair taalgebruik en betekenistoekenning
- foregrounding
- stijlfiguren
- beeldspraak
- betekenistoekenning (les 2)



Slide 8 - Tekstslide

Foregrounding

Slide 9 - Tekstslide

Stijlfiguren
tegenstelling      <->           paradox 
herhaling              <->           parallellisme
chiasme (blz 45)                 pleonasme
opsomming                           tautologie
litotes                                       hyperbool
ironie (zelfspot)                   retorische vraag
eufemisme

Slide 10 - Tekstslide

Stijlfiguren
Paradox
– bijzondere vorm van antithese (tegenstelling)
– lijkt onlogisch maar klopt toch
- Twee waarheden die elkaar tegen lijken te spreken
Zeg nooit nooit
Zo snel als een slak
Schrijven is schrappen
Hoe gespecialiseerder je bent, hoe minder je kunt
Hij was trots op al zijn goede eigenschappen, waaronder zijn bescheidenheid
De eersten zullen de laatsten zijn
Zij was zwanger van de dood

Slide 11 - Tekstslide

Stijlfiguren
Nu volgen een paar voorbeelden om te oefenen. 
Pak je telefoon erbij met de LessonUp-App of gebruik een 'splitscreen'. 

Slide 12 - Tekstslide

Spreken is zilver, zwijgen is goud
A
tegenstelling
B
paradox
C
chiasme
D
parallellisme

Slide 13 - Quizvraag

Leef je voor je baan,
of werk je om te leven
A
tegenstelling
B
paradox
C
chiasme
D
parallellisme

Slide 14 - Quizvraag

Zelfs als je altijd eerlijk bent,
lieg je wel eens.
A
tegenstelling
B
paradox
C
chiasme
D
parallellisme

Slide 15 - Quizvraag

Huis ten Bosch?
Hij woont daar niet onaardig.
A
tegenstelling
B
eufemisme
C
litotes
D
hyperbool

Slide 16 - Quizvraag

Ze heeft nog nooit de liefde bedreven.
A
tegenstelling
B
eufemisme
C
litotes
D
hyperbool

Slide 17 - Quizvraag

beeldspraak
  • Metaforen
    (beeld is vergelijkbaar met het object)
  • Metonymia (beeld heeft een andere relatie met het object)
  • Personificatie
  • Synesthesie
  • Symboliek

Slide 18 - Tekstslide

Het leven is een feest. Je moet alleen zelf de slingers ophangen.
A
metafoor
B
metonymia

Slide 19 - Quizvraag

Hij heeft een Rembrandt aan de muur hangen.
A
metafoor
B
metonymia

Slide 20 - Quizvraag

Ze won goud op de olympische spelen.
A
metafoor
B
metonymia

Slide 21 - Quizvraag

Voetbal is oorlog.
A
metafoor
B
metonymia

Slide 22 - Quizvraag

Praktisch

Slide 23 - Tekstslide

Praktisch: opdracht 8
Lees het gedicht 'De Vogels' op blz 37 van Laagland. De volgende 12 vragen gaan over dat gedicht.




Slide 24 - Tekstslide

1. In vs. 5 staat 'de vogels'. Welke twee vogelsoorten komen letterlijk in vs 1-8 voor? ....en en ....en

Slide 25 - Open vraag

2.
Foregrounding kan zorgen voor onduidelijkheid. Over het algemeen is redelijk duidelijk wat in vs. 1-8 gebeurt, maar in vs. 6 "De hemel vraagt om kruimels van het land" is het niet direct duidelijk. 

Slide 26 - Tekstslide

2a. Leg in eigen woorden uit wat er in vs. 1-8 gebeurt.

Slide 27 - Open vraag

antwoord vraag 2a.
Fabrieksarbeiders gaan na een signaal van de stoomfluit schaften (pauzeren) op een ommuurd terrein. Tijdens hun pauze voetballen, vechten en eten ze. Terwijl de arbeiders pauzeren, verzamelen vogels (meeuwen en mussen) zich in de dakgoten. De vogels krijgen eten (stukjes brood waarschijnlijk) van de etende arbeiders. 

Slide 28 - Tekstslide

2b. Leg in eigen woorden uit vs. 6 uit.

Slide 29 - Open vraag

antwoord vraag 2b
Met de “de hemel” in vs. 6 worden de vogels bedoeld (de vogels zijn ‘hemelbewoners’, daar vliegen ze) en deze vogels hopen eten te krijgen van “het land”: de ‘landbewoners’, de pauzerende arbeiders.  

Slide 30 - Tekstslide

3.
Vs. 6 "De hemel vraagt om kruimels van het land" is beeldspraak. 

Slide 31 - Tekstslide

3a. Wie of wat wordt met "De hemel" bedoeld?

Slide 32 - Open vraag

3b. Welke vorm van beeldspraak is "De hemel"?
A
metafoor
B
metonymia

Slide 33 - Quizvraag

4.
In vs. 9 staat "Andere vogels". 
Hier moet je 'vogels' figuurlijk opvatten.

Slide 34 - Tekstslide

4. Wie worden in vs. 9 met deze "Andere vogels" bedoeld?

Slide 35 - Open vraag

5. Wat gebeurt er in vs. 9-14 met de andere vogels?

Slide 36 - Open vraag

6. Waarom is "Andere vogels" een metafoor?

Slide 37 - Open vraag

7. Welke vorm van beeldspraak herken je in vs. 14?
A
chiasme
B
paradox
C
tegenstelling
D
personificatie

Slide 38 - Quizvraag

8.
In vs. 6 staat "kruimels van het land" en
 in vs. 12 staat "kruimels van de hemel". 
Is dit een chiasme, paradox of tegenstelling?

Slide 39 - Tekstslide

8. "kruimels van het land" vergeleken met "kruimels van de hemel"
A
chiasme
B
paradox
C
tegenstelling
D
personificatie

Slide 40 - Quizvraag

9. Welke stijlfiguur herken je in vs. 13?
A
personificatie
B
opsomming
C
tegenstelling
D
paradox

Slide 41 - Quizvraag

10. Welke stijlfiguur vormt de structuur van het gedicht?
A
personificatie
B
opsomming
C
tegenstelling
D
paradox

Slide 42 - Quizvraag

11. Is "De vogels" een beschrijving van een situatie of een aanklacht van een situatie? Leg je antwoord uit.

Slide 43 - Open vraag

12. Leg uit of je het gedicht nog steeds actueel vindt, of niet.

Slide 44 - Open vraag