LL module 2 - les 4**

do. 15 dec. - 4V2 - 5e uur 

Lesdoel: aan het einde van de les heb je weer meer vat op het duiden van literair taalgebruik. Ook weet je wat er met betekenistoekenning bedoeld wordt.
GPW-stof: Laagland M1,2 en 3; Het Diner; Twee vrouwen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

do. 15 dec. - 4V2 - 5e uur 

Lesdoel: aan het einde van de les heb je weer meer vat op het duiden van literair taalgebruik. Ook weet je wat er met betekenistoekenning bedoeld wordt.
GPW-stof: Laagland M1,2 en 3; Het Diner; Twee vrouwen

Slide 1 - Tekstslide

Programma vandaag
  • Bespreken opdracht 8 op blz. 36-37
  • Uitleg §2.4 Betekenistoekenning 
  • Aan de slag met opdr. 17 blz. 48-52

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 9
Lees het gedicht uit De vogels (1932) van Martinus Nijhoff (1894-1953) en beantwoord de vragen.




Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 9
  1. Meeuwen en mussen.
  2. Fabrieksarbeiders gaan na een signaal van de stoomfluit schaften (pauzeren) op een ommuurd terrein. Tijdens hun pauze voetballen, vechten en eten ze. Terwijl de arbeiders pauzeren, verzamelen vogels (meeuwen en mussen) zich in de dakgoten. De vogels krijgen eten (stukjes brood waarschijnlijk) van de etende arbeiders. Met de “de hemel” in vs. 6 worden de vogels bedoeld (de vogels zijn ‘hemelbewoners’, daar vliegen ze) en deze vogels hopen eten te krijgen van “het land”: de ‘landbewoners’, de pauzerende arbeiders.


Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 9
3. “De hemel” is beeldspraak voor de vogels: dit is een metonymia.

 



Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 9
3. “De hemel” is beeldspraak voor de vogels: dit is een metonymia.
4. De “andere vogels” zijn de werklozen, degenen die voor hun brood naar het stempelbureau moeten.

 



Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 9
3. “De hemel” is beeldspraak voor de vogels: dit is een metonymia.
4. De “andere vogels” zijn de werklozen, degenen die voor hun brood naar het stempelbureau moeten.
5. De “andere vogels” zijn de werklozen. Voor hun levensonderhoud (brood, vs. 11) moeten ze naar het stempelbureau en als ze opstandig meer zouden eisen (‘luxe’, vs. 13), zou dat met geweld worden onderdrukt.

 



Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 9
3. “De hemel” is beeldspraak voor de vogels: dit is een metonymia.
4. De “andere vogels” zijn de werklozen, degenen die voor hun brood naar het stempelbureau moeten.
5. De “andere vogels” zijn de werklozen. Voor hun levensonderhoud (brood, vs. 11) moeten ze naar het stempelbureau en als ze opstandig meer zouden eisen (‘luxe’, vs. 13), zou dat met geweld worden onderdrukt.
6. “Andere vogels” is een metafoor omdat deze beeldspraak teruggaat op een vergelijking met de werkelijke vogels in vs. 1-8. Een metafoor gaat terug op een vergelijking.
 



Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 9
  • 7. Personificatie.
  • 8. Tegenstelling.
  • 9. Opsomming.
  • 10. Tegenstelling: echte vogels, arbeiders met werk – anders vogels is beeldspraak, werklozen, arbeiders zonder werk.
  •  11. Het gedicht is in de eerste plaats een beschrijving van een situatie. Of het gedicht ook een aanklacht is, hangt af van je interpretatie van vs. 9-14. Bepaal of je uit de laatste zes versregels kunt bepalen of het gedicht neutraal, negatief op positief tegenover de werklozen staat.
 

 



Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 9
12. Geef minimaal één argument waarom het gedicht wel of niet actueel is. Vraag je af welke groep(en) nu met de “andere vogels” kan/kunnen worden bedoeld.

Slide 10 - Tekstslide

§2.4 Betekenistoekenning
Betekenistoekenning = de betekenis van een verhalende tekst of gedicht vaststellen.
Synoniemen voor 'betekenistoekenning':
  • interpretatie
  • vaststellen van thematiek

Slide 11 - Tekstslide

Hoe interpreteer je een tekst? 
Hoe bepaal je het thema van een tekst? Hoe ken je betekenis toe aan een tekst?

  • Betekenis ontstaat doordat jij als lezer actief met een tekst aan de slag gaat. 
  • --> betekenistoekenning = lezersactiviteit
  • Als lezer ken je betekenissen aan teksten toe door het ontdekken van betekenisstructuren.
  • Het gaat dus niet om de intentie van de auteur of om een door hem/haar verborgen boodschap in de tekst die je moet zien te vinden.

Slide 12 - Tekstslide

Betekenisstructuren ontstaan door:
  • herhalingen (overeenkomsten) van woorden, woordgroepen, gebeurtenissen, situaties, passages en scènes.
  • opposities (tegenstellingen) van woorden, woordgroepen, gebeurtenissen, situaties, passages en scènes.

Slide 13 - Tekstslide

Betekenistoekenning
Actieve lezers zoeken en vinden herhalingen (overeenkomsten) en opposities (tegenstellingen) en kennen vervolgens betekenis toe aan wat terugkeert en wat daarmee een contrast of tegenstelling vormt. Dit is voor lezers de basis voor hun betekenistoekenning (interpretatie) van de literaire tekst.

Hier gaan we mee oefenen in opdr. 17 op blz. 48-52

Slide 14 - Tekstslide

Zelfstandig werken/huiswerk morgen vr. 17/12

Keuze uit:
  • opdracht 17 op blz. 48-50 - vraag 1 t/m 6
  • lezen in Het Diner --> t/m proleetje blz. 92

Slide 15 - Tekstslide