Woordsoorten en zinsdelen

Woordsoorten en zinsdelen
woordsoorten en zinsdelen
Quiz
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Woordsoorten en zinsdelen
woordsoorten en zinsdelen
Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het voegwoord?

Bas is boos, omdat hij niet mag spelen
A
boos
B
omdat
C
hij
D
spelen

Slide 2 - Quizvraag


Zij houdt van fluwelen gordijnen.
Wat voor soort woord is "fluwelen"?
A
Werkwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Quizvraag

Telwoord:
Tamara en Daan hebben zes schattige puppy's.
A
Tamara
B
Daan
C
schattige
D
zes

Slide 4 - Quizvraag


Welke woordsoort is "naar" in deze zin?
De kinderen lopen naar school.
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 5 - Quizvraag


Vermijd plankenkoorts tijdens jullie tournee, want daar schiet je niets mee op.
A
Bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
Hulpwerkwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het rangtelwoord in deze zin?
Na drie minuten kwam hij op de vierde plaats.
A
Na
B
drie
C
vierde
D
plaats

Slide 7 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord:

Hij vertelde een leuke grap.
A
hij
B
leuke
C
een
D
grap

Slide 8 - Quizvraag


Welke woordsoort is "grote" in deze zin?
Het boek wordt langzaam voorgelezen.
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 9 - Quizvraag

timer
0:30
Zelfst. naamwoord
Bijv. naamwoord
Werkwoord
Lidwoord
Voorzetsel
Pers. voornaamwoord
De
gele
fiets
is
van
mij.

Slide 10 - Sleepvraag

Wat is in deze zin de bepaling van plaats?

Op de velden van Feyenoord gaan we donderdag verschillende sporten beoefenen.
A
Op de velden
B
Feyenoord
C
donderdag
D
Op de velden van Feyenoord

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de bepaling van plaats in de volgende zin:

Tussen de bomen hangt de kleurrijke hangmat.
A
de kleurrijke hangmat
B
hangt
C
tussen de bomen
D
is er niet

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben mijn zus en ik een appeltaart gemaakt.
A
gisteravond
B
mijn zus en ik
C
gemaakt
D
een appeltaart

Slide 13 - Quizvraag

Wat is in deze zin de bepaling van plaats?
Mijn moeder gaat elke week naar de olifanten kijken in de dierentuin.
A
Mijn moeder
B
elke week
C
in de dierentuin
D
naar de olifanten

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen

Slide 15 - Quizvraag

Ze hadden voor het station afgesproken. Wat is het gezegde in de zin?
A
afgesproken
B
het station
C
Ze
D
hadden afgesproken

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Onder de tafel heeft mijn vader een cadeautje verstopt voor mijn neefje
A
onder de tafel
B
mijn vader
C
een cadeautje
D
voor mijn neefje

Slide 17 - Quizvraag

'Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.'
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 18 - Quizvraag

De landen van Europa hebben een 
overeenkomst gesloten in Brussel. 

persoonsvorm
gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
bepaling van plaats 
timer
0:30
hebben gesloten
hebben 
een overeenkomst
De landen van Europa
in Brussel

Slide 19 - Sleepvraag