Formuleren H3_1K_GT_H

Nederlands

Nederlands
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
- Terugblik
- Doel van de les
- Uitleg
- Verwerking

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
- Meervoud op -en: welke mogelijkheden zijn er?
- Meervouw op -ën: waar moet je op letten?
- Persoonsvorm t.t.: welk geheugensteuntje kun je gebruiken?



Slide 3 - Tekstslide

Doel van de les
Je kunt vertellen hoe je de trappen van vergelijking gebruikt.

Je kunt vertellen wanneer je als of dan gebruikt.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg

Trappen van vergelijking

Slide 5 - Tekstslide

Stellende trap
dik
klein
lief
leuk
aardig
mooi
duur
veel

Slide 6 - Tekstslide

Vergrotende trap
1. - er achter de stellende trap
2. Eindigt de stellende 
      trap op -r
      Dan: -der erachter
      duur - duurder
3. -s  wordt -z
4. -f wordt -v
5. Uitzonderingen! 

Slide 7 - Tekstslide

Overtreffende trap
1. -st achter de stellende trap
2. Uitzonderingen!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf de trappen van vergelijking op van: aardig, boos en chagrijnig

Slide 11 - Open vraag

Schrijf de trappen van vergelijking op van: dapper, druk, enthousiast

Slide 12 - Open vraag

Schrijf de trappen van vergelijking op van: graag, laf, lekker

Slide 13 - Open vraag

Schrijf de trappen van vergelijking op van: schoon, spannend, stoer

Slide 14 - Open vraag

Schrijf de trappen van vergelijking op van: vies, weinig, zielig

Slide 15 - Open vraag

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.
A
als
B
dan

Slide 16 - Quizvraag

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel ..... Peter.
A
als
B
dan

Slide 17 - Quizvraag

Shirley beweert dat Apeldoorn niet half zo groot is ..... Amsterdam.
A
als
B
dan

Slide 18 - Quizvraag

Veel leerlingen werken liever alleen ...... in een groepje.
A
als
B
dan

Slide 19 - Quizvraag

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.
A
als
B
dan

Slide 20 - Quizvraag

Wendy is minstens even druk .... haar broertje.
A
als
B
dan

Slide 21 - Quizvraag

Kleine auto's rijden een stuk zuiniger ...... grote terreinwagens.
A
als
B
dan

Slide 22 - Quizvraag

Die cake smaakt morgen net zo goed ..... vandaag.
A
als
B
dan

Slide 23 - Quizvraag

Bert lijkt groter dan Ina, maar hij is even groot ...... zij.
A
als
B
dan

Slide 24 - Quizvraag

Robbert kan veel harder lopen ...... ik.
A
als
B
dan

Slide 25 - Quizvraag

Waarom hebben wij minder uren wiskunde ..... zij?
A
als
B
dan

Slide 26 - Quizvraag

Ik vind dat Laura minstens even goed zingt ..... jij.
A
als
B
dan

Slide 27 - Quizvraag

Het eerste team traint natuurlijk veel vaker ...... wij.
A
als
B
dan

Slide 28 - Quizvraag

Vind jij dat Ron beter kan koppen ..... ik?
A
als
B
dan

Slide 29 - Quizvraag

Maak een zin met de volgende woorden (gebruik trappen van vergelijking):
Boaz - voetballen - goed - zij

Slide 30 - Open vraag

Mare - leren - even - snel - haar vriendinnen

Slide 31 - Open vraag

K3 - zingen - vals - Sieneke

Slide 32 - Open vraag

Zijn - Thor - net zo - oud - jij?

Slide 33 - Open vraag

Fietsen - Jarik - snel - hij ?

Slide 34 - Open vraag

Meneer Chün - schrijven - net - mevrouw Zetstra.

Slide 35 - Open vraag

Eten - Ward - veel - zijn buurjongens?

Slide 36 - Open vraag

Stellende trap
zoveel mogelijk woorden

Slide 37 - Woordweb

Vergrotende trap
zoveel mogelijk woorden

Slide 38 - Woordweb

Overtreffende trap
zoveel mogelijk woorden

Slide 39 - Woordweb