Grammatica zinsdelen H4, les 2 + H5

Programma

1) Bespreken huiswerk 
2) Uitleg meewerkend voorwerp
4) Maken opdracht 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Programma

1) Bespreken huiswerk 
2) Uitleg meewerkend voorwerp
4) Maken opdracht 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Je kunt een zin ontleden tot en met het lijdend voorwerp en je leert wat een meewerkend voorwerp is.

Slide 2 - Tekstslide

Bespreken huiswerk
Opdracht 2 en 4 Grammatica zinsdelen H4, blz. 119




Slide 3 - Tekstslide

Theorie Grammatica zinsdelen H5
Het meewerkend voorwerp.

Net als een lijdend voorwerp komt een meewerkend voorwerp niet altijd voor in een zin, maar als er een lijdend voorwerp is, dan kan er ook een meewerkend voorwerp in voorkomen.

Slide 4 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp
geeft aan voor wie iets bestemd is en heeft dus altijd een werkwoord nodig waarbij er sprake is van een ontvanger of een luisteraar.

Vlak voor sluitingstijd verkocht de juwelier nog een dure ring aan een klant.
Binnenkort zal de gemeente de verouderde wijk een opknapbeurt geven.
Ik vertelde het geheim aan mijn beste vriendin.

Slide 5 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp
begint meestal met 'aan' of 'voor' .
Het woordje 'aan' kun je ook weglaten (al verandert dan de volgorde van de zin vaak).
Ik geef het boek aan de meisjes.  -  Ik geef de meisjes het boek.

Bij 'voor' doet het onderwerp meestal iets voor een ander, het meewerkend voorwerp. Ik koop voor jou een boek.

Slide 6 - Tekstslide

De vrolijke kinderen hebben een prachtig cadeau gegeven aan de jarige.

De zinsdelen zijn:
A
De vrolijke kinderen/hebben/ een prachtig cadeau gegeven/aan de jarige.
B
De vrolijke kinderen/hebben/ een prachtig cadeau /gegeven /aan de jarige.
C
De vrolijke /kinderen/hebben/ een prachtig cadeau/ gegeven/aan de jarige.
D
De vrolijke kinderen/hebben/ een prachtig cadeau /gegeven aan de jarige.

Slide 7 - Quizvraag

De vrolijke kinderen hebben een prachtig cadeau gegeven aan de jarige.

Wat is goed?
A
ow= de vrolijke kinderen lv = een prachtig cadeau mv = aan de jarige
B
ow= de vrolijke kinderen lv =aan de jarige mv = een prachtig cadeau
C
ow= de jarige lv = een prachtig cadeau mv = de vrolijke kinderen
D
ow= een prachtig cadeau lv = de vrolijke kinderen mv = aan de jarige

Slide 8 - Quizvraag

De passagier overhandigde met een zucht zijn treinkaartje aan de conducteur.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
de passagier
B
met een zucht
C
zijn treinkaartje
D
aan de conducteur

Slide 9 - Quizvraag

De blinde man gaf zijn geleidehond een lekker hondenkoekje.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
de blinde man
B
zijn geleidehond
C
een lekker hondenkoekje

Slide 10 - Quizvraag

Mijn moeder heeft die schoenen voor mijn broertje gekocht.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
mijn moeder
B
die schoenen
C
voor mijn broertje

Slide 11 - Quizvraag

Sinterklaas beloofde de school een prachtige computer.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
Sinterklaas
B
de school
C
een prachtige computer

Slide 12 - Quizvraag

De deftige dame schonk voor mij een lekker kopje thee in.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
de deftige dame
B
voor mij
C
een lekker kopje thee

Slide 13 - Quizvraag

Maken
opdracht 1, blz. 148-149 van Grammatica zinsdelen H5

Slide 14 - Tekstslide