Lezen: oplossen van onduidelijkheden (format)

Lezen non fictie
Oplossen van onduidelijkheden
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen non fictie
Oplossen van onduidelijkheden

Slide 1 - Tekstslide

Lezen non fictie
Titel

Slide 2 - Tekstslide

Programma (video voor het lezen)

1)    Voorkennis ophalen (wat weet je al?).
2)    Inhoud van de tekst voorspellen.
3)    Video bekijken.
4)    Docent doet voor hoe je de tekst hardop denkend leest.
5)    Tekst lezen en onduidelijkheden oplossen.
6)    Terugkijken naar de doelen.

Slide 3 - Tekstslide

Programma (video na het lezen)
1)    Vraag beantwoorden.
2)    Inhoud van de tekst voorspellen.
3)    Docent doet voor hoe je de tekst hardop denkend leest.
4)    Tekst lezen en onduidelijkheden oplossen.
5)    Video bekijken.
6)    Terugkijken naar de doelen.

Slide 4 - Tekstslide

Doelen
1) Je kunt hardop denken over de betekenis van onbekende       woorden.
2) Je kunt onduidelijkheden in de tekst oplossen door:
A) woordraadstrategieën te gebruiken;
B) en/of door het woord op te zoeken in het woordenboek.
3) Je kunt respectvol samenwerken.*
*   Indien van toepassing

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Vraag
Heb je wel eens insecten gegeten?

ja                                                               nee

Slide 7 - Tekstslide

Vraag
Wil je het eten van insecten proberen?

ja                                                               nee

Slide 8 - Tekstslide

Schema woordraadstrategieën
Is het mogelijk om de betekenis van het onbekende woord af te leiden uit de afbeelding, de tekst of het woord? Voorspel de betekenis. Check zo nodig de betekenis. Kijk in het woordenboek. Klopt de voorspelling?

afbeel-ding
uitleg of
context
syno-niem
tegen-stelling
voor-beeld
woord

niet in de tekst
Klopt het?
ja/nee

Slide 9 - Tekstslide

Schema woordraadstrategieën
Hier kan (een deel van) een tekst geplakt worden. De docent kan die tekst gebruiken om te modelen. 
afbeel-ding
uitleg of
context
syno-niem
tegen-stelling
voor-beeld
woord

niet in de tekst
Klopt het?
ja/nee

Slide 10 - Tekstslide

Doelen 1) Je kunt onduidelijkheden in de tekst oplossen. 2) Je kunt respectvol samenwerken.

Werkwijze 1) Lees allemaal de alinea in stilte.
2) Zet een streep onder onduidelijkheden, zoals onbekende woorden.
3) Één leerling leest hardop denkend de alinea, voorspelt de betekenis
    van onbekende woorden en gebruikt daarbij het schema.
4) Check allemaal de betekenis in het woordenboek en schrijf die zo
    nodig in je schrift. 5) Lees allemaal opnieuw de alinea in stilte.
Hulp De docent loopt rondes* Tijd ____ minuten. 
Klaar Leer de woorden. Overhoor elkaar. Lees de tekst opnieuw.
Verwerking Noem nieuwe woorden en leg de betekenis uit.

Slide 11 - Tekstslide

Taken tijdens het samenwerken
Voorzitter  1) Zorgt ervoor dat de werkwijze gevolgd wordt. 2) Geeft beurten. 3) Zorgt ervoor dat iedereen meedoet.
Tijdbewaker  Let op de tijd. Zorgt er samen met de voorzitter voor dat er doorgewerkt wordt.
Sfeerbewaker  Zorgt ervoor dat er respectvol samengewerkt wordt.
Opzoeker Zoekt de woorden op in het digitale woordenboek.

Slide 12 - Tekstslide

Vragen?
Heb je nog vragen?

Slide 13 - Tekstslide

Doelen
1) Je kunt hardop denken tijdens het lezen.
2) Je kunt onduidelijkheden in de tekst oplossen door:
A) woordraadstrategieën te gebruiken;
B) en/of door het woord op te zoeken in het woordenboek.
3) Je kunt respectvol samenwerken.*

* indien van toepassing

Slide 14 - Tekstslide

Ik kan hardop denken tijdens het lezen.
A
Ja
B
Ik heb nog een beetje hulp nodig.
C
Ik heb nog veel hulp nodig.

Slide 15 - Quizvraag

Ik kan de betekenis van een onbekend woord voorspellen en daarbij het schema met woordraadstrategieën gebruiken.
A
Ja
B
Ik heb nog een beetje hulp nodig.
C
Ik heb nog veel hulp nodig.

Slide 16 - Quizvraag

Ik kan een woord opzoeken in het woordenboek.
A
Ja, ik kan het snel.
B
Ja, ik kan het, maar nog niet snel.
C
Ik heb nog veel hulp nodig.

Slide 17 - Quizvraag

Ik kan de goede betekenis kiezen van een woord met meer betekenissen.
A
Ja
B
Ik heb nog een beetje hulp nodig.
C
Ik heb nog veel hulp nodig.

Slide 18 - Quizvraag

Ik vind dat we goed hebben doorgewerkt.
A
Ja
B
Een beetje
C
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Ik vind dat we prettig hebben samengewerkt.
A
Ja
B
Een beetje
C
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Ik vind het onderwerp interessant.
A
Ja
B
Een beetje
C
Nee

Slide 21 - Quizvraag