Grammatica: bijvoeglijke naamwoorden

Grammatica - woordsoorten
Bijvoeglijke naamwoorden
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica - woordsoorten
Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Denk allemaal even na...

Wat zijn ook al weer:

lidwoorden

werkwoorden

zelfstandig naamwoorden

bijvoeglijk naamwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Noem zoveel
mogelijk ZN die op de
afbeelding staan.

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

In elke zin staat een bijvoeglijk naamwoord
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 6 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 7 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
______________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 8 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 9 - Quizvraag

maak een zin:
lw-bn-zn-ww-lw-zn-ww

Slide 10 - Woordweb

Een bn of vd?

De gelopen race. -> bn

Ik heb de race gelopen. -> vd

De beledigde man.

De man is beledigd.

Het gegeten ijsje.

Ik heb het ijsje gegeten.

Slide 11 - Tekstslide

Vul het bijvoeglijk naamwoord in:
beledigen
De ____ presentator.

Slide 12 - Open vraag

Vul het bijvoeglijk naamwoord in:
aankleden
Een ___ paspop.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Oefeningen
Maak de oefeningen op de volgende slides om te oefenen met bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link