Woordsoorten

1 / 43
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Vandaag 
leer je nieuwe woorden en uitdrukkingen &
leer of herhaal je de belangrijkste woordsoorten

Slide 2 - Tekstslide

Lees het woordsoortenblad
We gaan zo een quiz doen 
De hoofdprijs is ....

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat doe je als je iets 'letterlijk' zegt?
A
Je bedoelt precies wat je zegt.
B
Je bedoelt iets anders dan wat je zegt.

Slide 5 - Quizvraag

Welke zin betekent hetzelfde?
Naar schatting doen er 350 mensen mee aan het evenement
A
We denken dat er 350 meedoen.
B
We hopen dat er 350 mensen meedoen.
C
We weten zeker dat er 350 mensen meedoen.
D
Geen van de antwoorden is juist

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een consument?
A
Iemand die iets koopt
B
Iemand die iets verkoopt

Slide 7 - Quizvraag

De krant
De fles
Moe
Het gif
De media
schadelijk
De  inspanning
Het etiket

Slide 8 - Sleepvraag

Woordsoorten

Elk woord in een zin kan je benoemen.

Slide 9 - Tekstslide

Vandaag
Lidwoorden (ld)
Zelfstandige naamwoorden (znw)
Bijvoeglijke naamwoorden (bnw)
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (sbnw)
Persoonlijk voornaamwoord (p vnw)
Bezittelijk voornaamwoord (b vnw)


Slide 10 - Tekstslide

Hoe vaak kun je een woord benoemen?
A
Eén keer
B
Twee keer
C
Drie keer
D
Oneindig

Slide 11 - Quizvraag

Lidwoorden

De / het / een


De is altijd een lidwoord

Het is niet altijd een lidwoord --> alleen als het bij een zelfstandig naamwoord hoort

Een is alleen een lidwoord als je het uitspreekt als 'un'

Slide 12 - Tekstslide

Het eendje zwemt in de vijver.

'Het' is hier wel/geen lidwoord
A
Wel
B
Geen

Slide 13 - Quizvraag

Ik heb een nieuwe auto gekocht

'Een' is hier wel/geen lidwoord
A
Wel
B
Geen

Slide 14 - Quizvraag

Heb jij een van de medewerkers gezien?

'Een' is hier wel/geen lidwoord
A
Wel
B
Geen

Slide 15 - Quizvraag

Zelfstandig naamwoord

Mensen, dieren, dingen, planten, gevoelens etc.


1. Je kunt er de, het of een voor zetten

2. Het zelfstandig naamwoord heeft vaak een verkleinwoord

3. Het zelfstandig naamwoord heeft vaak een meervoud

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord 

Namen van mensen/bedrijven/plaatsen/etc.


Te herkennen aan een hoofdletter


Jan, Deltion , Arnhem, Nike

Slide 17 - Tekstslide

Let op!

Niet alle woorden met een hoofdletter zijn een zelfstandig naamwoord 


1. Soms krijgt een woord een hoofdletter, omdat het aan het begin van de zin staat

2. Soms krijgt een bijvoeglijk naamwoord een hoofdletter, omdat het is afgeleid van een plaats: de Amerikaanse auto.

Slide 18 - Tekstslide

Welke zelfstandig naamwoorden zie je in deze zin?

Ik heb de afwas gedaan en het vuilnis buiten gezet.

Slide 19 - Open vraag

Welke zelfstandig naamwoorden zie je in deze zin?

Het is mijn doel om vaker te gaan sporten in de sportschool.

Slide 20 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord


Het mooie eendje zwemt in de gracht.

De eend is mooi (een BN kan dus ook achter het ZN staan)


Slide 21 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord kun je ook weglaten:


Het eendje zwemt in de gracht.

(Het mooie eendje zwemt in de gracht)

Slide 22 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het materiaal waarvan iets gemaakt is en eindigt vaak op -en


De gouden ring

Maar: de plastic tas (zonder -en)

Slide 23 - Tekstslide

Welke (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden zie je in de volgende zin?

De houten bank is een mooie aanwinst.

Slide 24 - Open vraag

Welke (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden zie je in de volgende zin?

De geleerde professor is naar de lange bijeenkomst geweest.

Slide 25 - Open vraag

Wat is geen voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
....... deur
A
houten
B
gouden
C
dikke
D
stalen

Slide 26 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord

Wijst een persoon aan

Ik, je, jij, hij, zij, hem, haar, het etc. (zie schema in je boek)


Slide 27 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord

Geeft aan dat iets in het bezit van iemand is

Staat voor een zelfstandig naamwoord


Dat is mijn idee


Jouw, mijn, uw, jullie, haar, zijn

Slide 28 - Tekstslide

Persoonlijk of bezittelijk?

Ik geef jullie jullie boeken terug


Welke 'jullie' is persoonlijk en welke bezittelijk?

Slide 29 - Tekstslide

Trucje

Als je twijfelt tussen persoonlijk en bezittelijk, vul je een naam in. Bij het persoonlijk voornaamwoord past een naam altijd!


Ik geef jullie koffie - Ik geef Lizzy koffie = persoonlijk

Wat is jullie leukste idee? - Wat is Lizzy leukste idee? = bezittelijk

Slide 30 - Tekstslide

Welke persoonlijke voornaamwoorden zie je in de volgende zin?

Ik ben gisteren samen met jou naar je sportschool geweest.
A
Ik, jou, je
B
Ik, jou
C
Jou, je
D
Ik

Slide 31 - Quizvraag

Welke persoonlijke voornaamwoorden zie je in onderstaande zin?

Hij heeft het tafeltje geverfd, zodat het sneller verkocht zal worden.
A
Hij, tweede het
B
Hij, het, het
C
Hij, eerste het
D
Hij

Slide 32 - Quizvraag

Welke bezittelijke voornaamwoorden zie je in deze in?

Wilt u eens kijken of u w auto nu wel start?
A
u
B
uw
C
u + uw

Slide 33 - Quizvraag

Is het woord 'jullie' in onderstaande zin een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Ik heb jullie aangemeld bij de sportschool.
A
Persoonlijk
B
Bezittelijk

Slide 34 - Quizvraag

Is het woord 'hun' in onderstaande zin een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?


Ik geef hun een cadeautje.
A
Persoonlijk
B
Bezittelijk

Slide 35 - Quizvraag

Is het woord 'jouw' in onderstaande zin een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Jouw tas is erg leuk!
A
Persoonlijk
B
Bezittelijk

Slide 36 - Quizvraag

Tot nu toe

Lidwoord (de/het/een)
Zelfstandig naamwoord (dieren/dingen/mensen/plaatsen/namen)
Bijvoeglijk naamwoord (zegt iets over het zelfstandig naamwoord)
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (geeft materiaal aan van een zelfstandig naamwoord)
Persoonlijk voornaamwoord (ik/jij/hij/zij etc. - je kan er een naam voor in de plaats zetten)
Bezittelijk voornaamwoord (jouw/uw/mijn/jullie etc. - geeft een bezit aan)






Slide 37 - Tekstslide

Maud houdt van de hoge bergen en het indrukwekkende landschap.

Maud is een:

Slide 38 - Open vraag

Maud houdt van de hoge bergen en het indrukwekkende landschap.

de is een:

Slide 39 - Open vraag

Maud houdt van de hoge bergen en het indrukwekkende landschap.

Hoge is een:

Slide 40 - Open vraag

Maud houdt van de hoge bergen en het indrukwekkende landschap.

Landschap is een:

Slide 41 - Open vraag

Maud houdt van de hoge bergen en het indrukwekkende landschap.

Indrukwekkende is een:

Slide 42 - Open vraag

Werk verder in NuNederlands
Maak opdracht 6 en 7 op blz. 258

Slide 43 - Tekstslide