Thema 4 Evolutie B5 Onderzoek naar evolutie

Programma
herhaling
uitleg B5 onderzoek naar evolutie
huiswerk 
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma
herhaling
uitleg B5 onderzoek naar evolutie
huiswerk 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leg uit hoe door natuurlijke selectie het vermogen om te vliegen is verdwenen

Slide 3 - Open vraag

Thema 4 Evolutie

B5
Onderzoek naar evolutie

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Leerdoelen B5
- Je kent enkele onderzoeksmethoden naar verwantschap
- Je kunt verschillen en overeenkomsten herkennen tussen organen en orgaanstelsels van de mens en van verschillende diersoorten
- Je kunt een stamboom en een cladogram aflezen en construeren

Slide 6 - Tekstslide

Onderzoeksmethoden
Evolutietheorie biedt een verklaring voor waarnemingen verkregen uit:
  1. Vergelijking van de bouw van organismen (anatomie)
  2. Biochemische analyses
  3. Fossielen (extra)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Leg in je eigen woorden uit wat het verschil is tussen homologe en analoge organen

Slide 9 - Open vraag

Homoloog of analoog?
Links gewervelde, rechts octopus
A
Homoloog
B
Analoog

Slide 10 - Quizvraag

Welke van deze organen zijn homoloog aan elkaar?
A
Vogel en insect
B
Vleermuis en vogel
C
Vleermuis en insect

Slide 11 - Quizvraag

Is dit een rudimentair, analoog of homoloog orgaan? De duim van de mens en de panda
A
Rudimentair
B
Analoog
C
Homoloog
D
Geen van 3en

Slide 12 - Quizvraag

Samenvattend
Homologe organen vertonen een overeenkomst in bouw die voortkomt uit een zelfde embryonale ontstaanswijze. Verschillende functies zijn ontstaan als aanpassing aan een verschillend milieu. 
Analoge organen hebben eenzelfde functie, maar een totaal verschillende bouw. Deze is ook niet terug te vinden in een gemeenschappelijke voorouder.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Rudimentaire organen
Als organen hun functie verloren hebben in de loop van de tijd, kunnen deze nog wel aangelegd worden, maar zich niet verder ontwikkelen: rudimentaire organen.
Deze hebben ook een gelijke embryonale ontstaanswijze en duiden dus ook op een gemeenschappelijke voorouder.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

BS5: Cladistiek
afstammingsboom

clade (= tak)
  • een groep organismen met overeenkomstige voorouder

splitsingspunten in cladogram
  • dichotoom (van een tak naar twee takken)
  • een gemeenschappelijke voorouder
  • boven splitsing verschillen clades slechts in 1 eigenschap

splitsingspunt


Slide 18 - Tekstslide

Biochemie
Argumenten die pas de laatste halve eeuw verzameld zijn:
  

- in alle cellen vindt mitose en meiose op dezelfde manier plaats
- Organismen worden uit dezelfde stoffen opgebouwd. Hoe groter de overeenkomst in stoffen, hoe groter de verwantschap.

Slide 19 - Tekstslide

Ons DNA komt voor 50% overeen met dat van een banaan

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Afstamming mens

De mens stamt niet af van de mensapen, we hebben wel een gemeenschappelijke voorouder. Van hieruit hebben de apen zich ontwikkeld en als aparte groep de mensen.

Fossielen (versteende overblijfselen of afdrukken in gesteente) hebben ons veel geleerd over de ontwikkeling van de mens.

Een belangrijke stap was het rechtop gaan lopen en koken van ons eten.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Maak opdracht 65 (10 min)
Klaar?
Maak daarna de opdrachten 61, 63, 66, 68, 71-73

Sluit de les af met de flitskaarten en Test Jezelf van B5


Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen B5
- Je kent enkele onderzoeksmethoden naar verwantschap
- Je kunt verschillen en overeenkomsten herkennen tussen organen en orgaanstelsels van de mens en van verschillende diersoorten
- Je kunt een stamboom en een cladogram aflezen en construeren

Slide 25 - Tekstslide

Waar begon het leven op aarde waarschijnlijk?
A
In de ruimte
B
In de lucht
C
In het water
D
Op het land

Slide 26 - Quizvraag

Wat is evolutie?
A
het veranderen van gedaante bij een organisme
B
ontwikkeling die een organisme tijdens zijn leven doormaakt
C
het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soortenThis is a correct answer
D
het groter worden van een populatie

Slide 27 - Quizvraag

Wat is geen onderdeel van de evolutietheorie?
A
veranderingen in genotype
B
Natuurlijke selectie
C
Ontstaan van nieuwe soorten
D
Verandering in fenotype

Slide 28 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van het evolueren van een soort?
A
Giraffen hebben door de eeuwen heen een langere nek gekregen
B
ijsberen hebben steeds lichtere vacht gekregen
C
kikkers zijn vanuit eitjes in kikkervisjes veranderd
D
berkenspanners (vlinders) hebben donkere vleugels gekregen

Slide 29 - Quizvraag

Hoe planten meercellige schimmels zich voort?
A
Door zaden
B
Door deling
C
Door sporen
D
Door uitlopers

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een stroming die evolutie en schepping probeert te combineren?
A
Degeneratie
B
Neodarwinisme
C
Naturalisme
D
Intelligent design

Slide 31 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met "Survival of the fittest"?
A
De best aangepaste organismen overleven
B
Als je te weinig sport ga je dood
C
De snelste organismen overleven
D
De best aangepaste organismen overleven en planten zich voort.

Slide 32 - Quizvraag

Extra uitlegvideo 
Nog wat extra informatie...

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Tekstslide

Fossielen
  • Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteenten.
  • Door paleontologie leveren deze veel informatie, zoals de ouderdom van het gesteente, hoe het fossiel behandeld moet worden.
  • Gidsfossielen zijn fossielen die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode en daardoor tijdsbepaling leveren.

Slide 36 - Tekstslide

Trilobiet
Gidsfossiel voor het Cambrium

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Link

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide