3.9 PV in de t.t.

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 3.9 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 3.9 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 109.

Slide 2 - Tekstslide

2. Terugblik
Welke drie manieren hebben we geleerd om de persoonsvorm te vinden in een zin?



Slide 3 - Tekstslide

3. Lesdoel
Tijdens deze les leer je:
  • Hoe je een werkwoord in de tegenwoordige tijd op de goede manier kan spellen. 

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm in de t.t. enkelvoud
Je weet hoe je de p.v. in de tegenwoordige tijd spelt:

Bij ik schrijf je de ik-vorm.
Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t.

Er is een uitzondering........


Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm in de t.t. enkelvoud
Als je of jij achter de persoonsvorm staat, schrijf je de ik-vorm (dus zonder t).
Meestal kun je horen of je wel of geen t moet schrijven.

Voorbeeld:
Jij speelt graag computergames.
Speel jij graag computergames?

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm in de t.t. meervoud
Voor het meervoud in de tegenwoordige tijd gebruik je altijd het hele werkwoord (wij vorm tegenwoordige tijd).

Voorbeeld: (wij) horen, (wij) fietsen, (wij) zwemmen. 


Slide 7 - Tekstslide

t

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de ik-vorm van het werkwoord:
trekken
A
Ik trek
B
Ik trekk

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de hij-vorm van het werkwoord: Fluiten
A
Hij fluitt
B
Hij fluit

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de zij-vorm van het werkwoord: Knippen
A
Zij knip
B
Zij knipt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de ik-vorm van het werkwoord: slapen
A
Ik slaap
B
Ik slap

Slide 12 - Quizvraag

6. Zelfstandig werken
Je maakt dadelijk zelfstandig opdracht 21.



Ben je klaar?
Dan maak je een foto en stuur je deze naar mij.

Slide 13 - Tekstslide

7. Evaluatie
Hoe zie je of een zin in de tegenwoordige tijd staat?

Wat schrijf je bij ik?
En bij jij, u, hij, zij en het?




Slide 14 - Tekstslide