Jaar1 H2 Formuleren

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekenen de onderstaande woorden?

De bal
Het bal

Slide 2 - Open vraag

Wat betekenen de onderstaande woorden?

De portier
Hetportier

Slide 3 - Open vraag

Ga naar bladzijde 62.

Slide 4 - Tekstslide

Antwoord
Zet achter elke zin een punt.
Zet achter een vragende zin een vraagteken.
Zet een komma tussen twee persoonsvormen.
Zet een komma voor: als, doordat, maar, nadat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra. 
Zet geen komma voor en.

Voorbeeld:
Max en Jasper zien elkaar vaak. Ze vinden dezelfde dingen leuk.
Max en Jasper zien elkaar vaak, omdat ze dezelfde dingen leuk vinden.
Omdat ze dezelfde dingen leuk vinden, zien Max en Jasper elkaar vaak.

Slide 5 - Tekstslide


Je gaat in tweetallen aan de slag.
1. Opdracht ... (blz ..)
2. Ben je klaar? Ga ...  
3. Maak 


Slide 6 - Tekstslide

Lees tekst 1.
Geschreven door Stijn uit klas 1 vwo.
Door welke woorden kun je 'vrienden' vervangen?
Bedenk dus een synoniem voor 'vrienden'.
timer
0:40

Slide 7 - Open vraag

Lees tekst 1.
Welke andere woorden en formuleringen gebruikt
Stijn nog meer te vaak?
timer
0:40

Slide 8 - Open vraag

Formuleren (variatie in woordgebruik)
In de vakantie ga ik altijd naar dezelfde camping. Vorig jaar heb ik op die camping Paul ontmoet. Paul en ik konden het goed samen vinden en dus hebben Paul en ik nog steeds contact.

In de vakantie ga ik altijd naar dezelfde camping. Vorig jaar heb ik daar Paul ontmoet. We konden het goed samen vinden en hebben nog steeds goed contact.



Slide 9 - Tekstslide

Einde LessonUp.

Slide 10 - Tekstslide


Je gaat in tweetallen aan de slag.
1. Opdracht ... (blz ..)
2. Ben je klaar? Ga ...  
3. Maak 


Slide 11 - Tekstslide

Bij wederkerende werkwoorden zie je het onderwerp terugkomen
in een wederkerend voornaamwoord.
Wat denk je dat hiermee bedoeld wordt?

Leg dit uit met de volgende zin: Ik verslik me.

timer
1:00

Slide 12 - Open vraag

Wederkerend voornaamwoord (het onderwerp komt terug)
Bij het schillen van de appels heb ik mezelf gesneden.

Casper herkende zichzelf in het krantenartikel over het 100-jarig bestaan van het Jan van Egmond Lyceum.



Slide 13 - Tekstslide

Een ander voornaamwoord.
1. Opdracht ... (blz ..)
2. Ben je klaar? Ga ...  
3. Maak 


Slide 14 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord: Elkaar 
Een wederkerig voornaamwoord wordt gebruikt als twee personen een wederzijdse handeling verrichten.

Voorbeeldzinnen:
Loes en Ahmed groeten elkaar.
Wij hebben elkaar gister nog gezien.



Slide 15 - Tekstslide

Soms wordt het wederkerig voornaamwoord 'elkaar' anders geschreven: elkander.

Voorbeeldzin:

Zij zijn aan elkander gewaagd. 



Slide 16 - Tekstslide

Soms wordt het wederkerig voornaamwoord 'elkaar' anders geschreven: mekaar.
Voorbeeldzin:

We moeten met mekaar samenwerken. 



Slide 17 - Tekstslide

Even testen of je het nog weet.
Wij vragen ons steeds af wanneer corona voorbij is.

Wat is 'ons' in deze zin?
A
wederkerend voornaamwoord
B
wederkerig voornaamwoord

Slide 18 - Quizvraag