Betrekkelijk voornaamwoord

Betrekkelijk voornaamwoord
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een zin met een betrekkelijk voornaamwoord?
A
Die jongen daar is mijn neefje.
B
De jongen, die daar loopt, is mijn neefje
C
Hoe heet die jongen?
D
Dat jongetje is mijn neefje.

Slide 2 - Quizvraag



persoonlijk voornaamwoord


bezittelijk voornaamwoord


wederkerend voornaamwoord


wederkerig voornaamwoord


aanwijzend voornaamwoord


betrekkelijk voornaamwoord


vragend voornaamwoord


onbepaald voornaamwoord
Wie
kent
tegenwoordig
nog
werkelijk
zijn
buren?

Slide 3 - Sleepvraag

Aanwijzend voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
De voetballer die bij Ajax speelt.
Deze jas is van mij.
Dat hondje is lief.
Een meisje dat ik ken.

Slide 4 - Sleepvraag



persoonlijk voornaamwoord


bezittelijk voornaamwoord


wederkerend voornaamwoord


wederkerig voornaamwoord


aanwijzend voornaamwoord


betrekkelijk voornaamwoord


vragend voornaamwoord


onbepaald voornaamwoord
Wie
leert
zijn
partner
nog
offline
kennen?

Slide 5 - Sleepvraag

Koppel de omschrijving aan de juiste woordsoort.
Voegwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
Verbindt woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar
Verwijst terug naar een woord of woordgroepje dat er vlak voor staat
Wijst iets of iemand aan: deze, die, dit en dat

Slide 6 - Sleepvraag



persoonlijk voornaamwoord


bezittelijk voornaamwoord


wederkerend voornaamwoord


wederkerig voornaamwoord


aanwijzend voornaamwoord


betrekkelijk voornaamwoord


vragend voornaamwoord


onbepaald voornaamwoord
Niemand
spreekt
elkaar
nog
aan
op
straat.

Slide 7 - Sleepvraag

1. De man                    daar loopt, is een beetje raar.
2. Het horloge                ik voor mijn doop kreeg, is kapot.  
3. Vertel me alles                 je gezien hebt
Kan jij het betrekkelijk voornaamwoord in de juiste zin zetten? Succes!
die
dat
wat

Slide 8 - Sleepvraag



persoonlijk voornaamwoord


bezittelijk voornaamwoord


wederkerend voornaamwoord


wederkerig voornaamwoord


aanwijzend voornaamwoord


betrekkelijk voornaamwoord


vragend voornaamwoord


onbepaald voornaamwoord
Hij
kijkt
volgende
keer
wel
beter
uit.

Slide 9 - Sleepvraag

3. Sleep de woorden naar het juiste vakje.
aanwijzend voornaamwoord
persoonlijk 
voornaamwoord
Bezittelijk 
voornaamwoord
betrekkelijk voornaamwoord
Heeft
zij
die
posters
gezien
die
in
mijn
kamer
hangen?

Slide 10 - Sleepvraag

Woorden die een tijd of plaats aanduiden.
Woorden die een hoeveelheid aangeven.
Het woord ‘elkaar’.
Het belangrijkste werkwoord in een zin met een werkwoordelijk gezegde.
Hiernaar verwijst een betrekkelijk voornaamwoord.
koppelwerkwoord
zelfstandig werkwoord
antecedent
wederkerig werkwoord
wederkerend werkwoord
hoofdtelwoord
rangtelwoord
bijwoord

Slide 11 - Sleepvraag

bezittelijk voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
betrekkelijk voornaamwoord
persoonlijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
vragend voornaamwoord
Ik heb mijn fiets naar de fietsenmaker gebracht.
De voetballer die de meeste doelpunten maakt, is de beste.
Wil je wat drinken?
Die pizza die ik gisteren at, was overheerlijk!
Naar welke film zijn jullie geweest?
Toen ik mijn huiswerk had gemaakt, ging ik naar mijn vriendin.

Slide 12 - Sleepvraag

Persoonsvorm
Lidwoord
Voorzetsel
Bijvoeglijk naamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
zelfstandig naamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
bijwoord
Op  
Het Perron,
die
school 
zitten 
uit 
Veenendaal,
ontzettend 
leuke 
leerlingen!

Slide 13 - Sleepvraag