Bij een blaasinstrument trilt de lucht in het instrument.
Slide 18 - Tekstslide
blaasinstrumenten
Hoe korter de luchtkolom in een blaasinstrument, hoe hoger de toon klinkt.
lage toon
hoge toon
Slide 19 - Tekstslide
Muziek:
Bij welke instrumentengroep hoort de klarinet?
A
snaarinstrumenten
B
blaasinstrumenten
C
Slaginstrumenten
D
elektronische instrumenten
Slide 20 - Quizvraag
Wanneer je gitaar speelt kun je je gitaar stemmen. Dit doe je door de snaren aan te draaien. Je gitaar is vals en je moet twee snaren strakker draaien om een goede toon te krijgen. Wat gebeurt er met de toonhoogte wanneer ik de snaren strakker draai?
A
wordt hoger
B
wordt lager
C
blijft hetzelfde
D
hangt van de dikte van de snaar af
Slide 21 - Quizvraag
Muziek:
Bij welke instrumentengroep hoort de xylofoon.
A
snaarinstrumenten
B
blaasinstrumenten
C
Slaginstrumenten
D
elektronische instrumenten
Slide 22 - Quizvraag
Je ziet in de linker plaatjes een schuiftrompet
Wat is waar.
A
De toon bij A is hoger
B
De toon bij B is hoger
C
De toon bij A en B zijn even hoog
D
Je kunt bij deze plaatjes niet zien waar de toon hoger is
Slide 23 - Quizvraag
Hoe kan je bij een trommel de toon verhogen
A
Het vel strakker spannen
B
Het vel losser spannen
C
harder op de trommel slaan
D
zachter op de trommel slaan
Slide 24 - Quizvraag
Snaar- instrumenten
slag-instrumenten
blaas-instrumenten
Sleep de instrumenten naar het juiste vakje.
Slide 25 - Sleepvraag
Slide 26 - Video
Klankkleur
Een trompet klinkt anders dan een saxofoon.
De mix van tonen van een muziekinstrument noem je de klankkleur.
Slide 27 - Tekstslide
Klankkleur
De klinker "a" bestaat uit een aantal frequenties door elkaar.
Slide 28 - Tekstslide
Bepaal de trillingstijd van de linker trillingsgrafiek. (10 vakjes is 0,01 s)
A
0,025s
B
0,0025s
C
4s
D
0,04s
Slide 29 - Quizvraag
Bepaal de frequentie van de linker trillingsgrafiek. (10 vakjes is 0,01 s)
A
4Hz
B
0,0025Hz
C
400Hz
D
0.04Hz
Slide 30 - Quizvraag
Links zie je de trillingsgrafiek van een gezongen "a" toon.