Les klas 1: introduction & ontkenning

Bonjour & bienvenue!
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Bonjour & bienvenue!

Slide 1 - Tekstslide

Programme
Je me présente
La négation
Un quiz
Au travail: Terminer chapitre 2


Slide 2 - Tekstslide

Insta: @mademoiselleyaelle

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Fiche d'identité
Hoe heet je?
Hoe oud ben je?
Waar woon je?
Heb je broers en/of zussen?
Wat zijn je hobby's?

Voorbeeld:
(alles in het Frans! ;) )
Tu manges quoi?
Schrijf een verhaaltje over jezelf en je lievelingsgerecht en waar je totaal niet van houdt.
Gebruik de ontkenning! Zie grammaire H

Slide 5 - Tekstslide

De ontkenning in het Frans
Ik ben in Parijs.
Je suis à Paris.

Ik ben niet in Parijs.
Je ne suis pas à Paris.

Slide 6 - Tekstslide

Soms verandert er iets..
Je cherche le prof.
Je ne cherche pas le prof.

J'aime le français.
Je n'aime pas le français.

Wat gebeurt er?

Slide 7 - Tekstslide

De ontkenning - la négation
De Nederlandse woorden niet en geen bestaan in het Frans uit twee woorden:
Ne ... pas
Ne staat vóór de persoonsvorm en pas direct erna:
Je ne comprends pas

Slide 8 - Tekstslide

De ontkenning - la négation
Ne verandert in n' voor een werkwoord dat begint met een klinker of stomme h:
Je n'aime pas la glace. (ik vind het ijsje niet lekker)
Je n'habite pas à Paris. (ik woon niet in Parijs)

Slide 9 - Tekstslide

De ontkenning - la négation
De ontkenning van c'est is:
 ce n'est pas.
De ontkenning van il y a is:
Il n'y a pas.

Slide 10 - Tekstslide

Geen of niet in het Frans    bij een zin in de tegenwoordige tijd: 

 Je ne mange pas

 je n'aime pas    -  je n'habite pas -  je n'oublie pas

Let op! =>  c'est difficile!=> ce n'est pas difficile!


Slide 11 - Tekstslide

Je suis malade.
Je ne suis pas malade !

Slide 12 - Tekstslide

Tu as trois chats? 
Non, je n'ai pas trois chats. 
J'ai six chats !

Slide 13 - Tekstslide

De ontkenning: niet/geen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Je donne le cadeau à Michel.
Je ne donne pas le cadeau à Michel. 

Slide 16 - Tekstslide

Il note les devoirs.
Il ne note pas les devoirs.

Slide 17 - Tekstslide

J'habite à Paris.
Stap 1: Je habite à Paris.
Stap 2: Je n'habite pas à Paris.

Slide 18 - Tekstslide

C'est un problème.
Stap 1: Ce est pas un problème.
Stap 2: Ce n'est pas un problème. 

Slide 19 - Tekstslide

La négation - herhaling
ne ... pas = ... / ...

Slide 20 - Tekstslide

La négation - herhaling
ne ... pas = niet / geen

Slide 21 - Tekstslide

La négation - herhaling
ne ... pas = niet / geen

Slide 22 - Tekstslide

La négation - herhaling
                 ne ... pas = niet / geen


                       pv



Slide 23 - Tekstslide

La négation - herhaling
Nous donnons le cadeau.           Wij geven het cadeau.

 ...                                                              Wij geven het cadeau niet.

Slide 24 - Tekstslide

La négation - herhaling
Nous donnons le cadeau.           Wij geven het cadeau.

 ...                                                              Wij geven het cadeau niet.

Slide 25 - Tekstslide

La négation - herhaling
Nous donnons le cadeau.                    Wij geven het cadeau.

Nous NE donnons PAS le cadeau.    Wij geven het cadeau niet.

Slide 26 - Tekstslide

Négation
ne ... pas
ne ... pas encore
ne ... plus
ne ... jamais
ne ... rien
ne ... personne
Ontkenning
niet / geen
nog niet
niet meer
nooit
niets
niemand

Slide 27 - Tekstslide

Je comprends la négation.
A
Oui!
B
Je ne comprends pas la négation.
C
Un peu.

Slide 28 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
C'est bon!
A
C'est pas bon!
B
C' ne est bon!
C
Ce n'est pas bon!

Slide 29 - Quizvraag

Geef een ontkennend antwoord!
C'est facile la négation?
A
Ce est ne facile pas la négation.
B
Ce ne est pas facile la négation.
C
Ce n'est facile pas la négation.
D
Ce n'est pas facile la négation.

Slide 30 - Quizvraag

Je mange la pomme (ontkennend)
A
Je ne mange pas la pomme
B
Je ne pas mange la pomme
C
Je mange la ne pomme pas
D
Je ne mange la pomme pas

Slide 31 - Quizvraag

Maak ontkennend.
Je travaille.
A
Je ne travaille pas.
B
Je travaille ne pas.
C
Je ne pas travaille.
D
Je pas ne travaille.

Slide 32 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend
Je voudrais une baguette

A
Je ne pas voudrais une baguette
B
Je voudrais ne une baguette pas
C
Je ne voudrais pas une baguette
D
Je ne voudrais une baguette pas

Slide 33 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
Tu es sympa
A
Tu ne es pas sympa
B
Tu es ne sympa pas
C
Tu n'es pas sympa
D
Tu n'es sympa pas

Slide 34 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend
Elle regarde un film
A
Elle ne regarde pas de film
B
Elle regarde ne pas de film
C
N' elle pas regarde de film

Slide 35 - Quizvraag

Maak ontkennend:
Il mange beaucoup? Non,

Slide 36 - Open vraag

Maak ontkennend:
Elle aime le lait? Non,

Slide 37 - Open vraag

Maak ontkennend:
Il trouve la boulangerie? Non,

Slide 38 - Open vraag

Maak ontkennend: Elle a deux frères? Non,

Slide 39 - Open vraag

Questions?

Slide 40 - Tekstslide

Les devoirs
Faire: terminer chapitre 2, fiche d'identité + parler de ton plat préféré

Slide 41 - Tekstslide

Fiche d'identité
Hoe heet je?
Hoe oud ben je?
Waar woon je?
Heb je broers en/of zussen?
Wat zijn je hobby's?

Voorbeeld:
(alles in het Frans! ;) )
La santé
Schrijf een verhaaltje over jezelf en je lievelingsgerecht en waar je totaal niet van houdt.

Slide 42 - Tekstslide

Tekst
st
Au revoir!

Slide 43 - Tekstslide