4.4 Momenten (opg.20-22)

4.4 Momenten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.4 Momenten

Slide 1 - Tekstslide

4.4 Momenten
  • We tekenen niet meer alle krachten vanuit hetzelfde punt.
  • Het aangrijpingspunt is nu belangrijk.
  • Het moment (de 'draaikracht') is kracht x arm (in Nm).
  • De arm van een kracht bepaal je met een geodriehoek.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de arm van een kracht?
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

De eenheid van moment is
A
M
B
N.m
C
N/m
D
m/N

Slide 5 - Quizvraag

Op een draaibaar voorwerp werkt één kracht waarvan de werklijn door het draaipunt gaat. Wat gebeurt er?
timer
1:00

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Video

20a. Het moment van F1 is
A
0 M
B
0 Nm
C
15 Ncm
D
15 Nm

Slide 8 - Quizvraag

20a. Het moment van F3 is
A
15 N
B
15 Nm
C
18 N
D
18 Nm

Slide 9 - Quizvraag

Sleep:
Rechtsom
Linksom
Geen draaiing
timer
1:00
F 1
F 2
F 3
F 4

Slide 10 - Sleepvraag

21. Zet in de goede volgorde.
Het grootste moment rechts
timer
1:00

Slide 11 - Sleepvraag

Opgave 22-23: De ophaalbrug

Slide 12 - Tekstslide

Welk kracht is groter?
A
Kracht A
B
Kracht B

Slide 13 - Quizvraag

22. Trommel
  • Door kracht A van de mens trekt kracht B aan de kabel.
  • Beide draaien links om de as van de trommel (groen).
  • De momenten zijn gelijk dus is kracht A kleiner doordat de arm groter is.

Slide 14 - Tekstslide

Welk moment is groter?
A
Moment B
B
Moment D

Slide 15 - Quizvraag

22. Brugdek
  • De kabel trekt met dezelfde kracht aan het brugdek.
  • Het brugdek draait links om punt E.
  • Kracht D heeft een grotere arm dan kracht B en dus een groter moment dan kracht B.

Slide 16 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opgaven 23, 24 en 25 in jouw schrift
en lever foto's hiervan in op de classroom opdracht.

Slide 18 - Tekstslide