12.3 voedselvertering [Herhaling]

Binnen = beginnen
Pak je laptop
Open lessonup
Open 10voorbiologie.nl
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Binnen = beginnen
Pak je laptop
Open lessonup
Open 10voorbiologie.nl

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen (deel 1)

  1. je kunt van alle organen uit het verteringsstelsel uitleggen wat hier gebeurt (mechanische-/ chemische vertering en overige belangrijke processen) met betrekking tot het hele verteringsproces

Slide 2 - Tekstslide

succescriteria
  1. je kent de definitie/ betekenis van alle dikgedrukte begrippen
  2. je kunt in je binas alle relevante tabellen vinden en je begrijpt de tabellen 
  3. je kunt de (verterings)organen herkennen in een afbeelding
  4. je weet wat enzymen zijn en van welke factoren de enzymwerking afhankelijk is
  5. je kent de 6 groepen voedingsstoffen, hun bouw en functie

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

vertering
doel = voedingsstoffen klein genoeg maken om op te nemen in bloed

mechanische vertering = kauwen/ kneden (kleiner maken/ mengen)

chemische vertering = enzymatische vertering - enzymen knippen te grote voedingsstoffen kleiner

alles wat bruikbaar is neem je op in je darmen, restanten (onverteert/onverteerbaar) poep je uit

Slide 5 - Tekstslide

Welke voedingsstoffen hoeven niet verteerd te worden? (R)

Slide 6 - Open vraag

12.3.1 de mond
tanden en kiezen

verkleinen van voedsel, het vergroten van de voedseloppervlakte en mengen met speeksel

speeksel = verteringssap met enzym amylase (splitst zetmeel in maltose)

3 paar speekselklieren (6 totaal)

Slide 7 - Tekstslide

tong en tanden
glazuur = harde buitenste laagje tanden/ kiezen, kan aangetast worden door zuren van bacterien of koolzuurhoudende/ zure frisdranken en voeding (herstelt nooit meer)

fluor verhard het glazuur

tong = spier, receptoren voor zoet/zuur/zout/bitter/umami (andere smaken ruik je, maar proef je niet)

Slide 8 - Tekstslide

slikken

Slide 9 - Tekstslide

Wat gebeurt er als je je verslikt? Waar gaat het mis?

Slide 10 - Open vraag

12.3.2 slokdarm
peristaltiek = knijpbewegingen die voedsel vooruit duwen

kringspieren en lengtespieren trekken om de beurt samen 

peristaltische bewegingen ook in de maag en darmen

Slide 11 - Tekstslide

12.3.2 maag
  • rekbaar (kan veel voedsel in)
  • sterke peristaltische bewegingen
  • wand produceert maagsap (2,5L/ 24h)
  • maagsap = pepsine + zoutzuur + slijm
  • zoutzuur pH 1,5 - doodt bacterien
  • slijm beschermt maagwand tegen zoutzuur (niet genoeg dus cellen maagwand vervangen zichzelf iedere 3 dagen)
  • pepsine verteert eiwitten tot peptiden


Slide 12 - Tekstslide

juist of onjuist?
Het kauwen van voedsel noem je mechanische vertering. (R)
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Juist of onjuist?

Het opknippen in het darmkanaal van grote moleculen tot kleinere moleculen noem je mechanische vertering. (R)
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Juist of onjuist?

De inwerking van speeksel op het voedsel in de mond noem je chemische vertering. (R)
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Juist of onjuist?

Een functie van maagzuur is het doden van bacteriën. (R)
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Welke voedingsstoffen zijn er al deels verteerd als het eten in de maag zit? (T1)

Slide 17 - Open vraag

Leg uit hoe het komt dat er wel koolhydraten in de slokdarm worden verteerd maar niet in de maag.

Slide 18 - Open vraag

leerdoelen (deel 2)

  1. je kunt van alle organen uit het verteringsstelsel uitleggen wat hier gebeurt (mechanische-/ chemische vertering en overige belangrijke processen) met betrekking tot het hele verteringsproces

Slide 19 - Tekstslide

succescriteria
  1. je kent alle betrokken organen bij het verteringsstelsel
  2. je weet wat er in elk verteringsorgaan gebeurt
  3. je weet welke voedingsstoffen er worden afgebroken in welk verteringsorgaan

Slide 20 - Tekstslide

12.3.4 maagportier
De kringspier tussen de maag en de darmen.

Twaalfvingerige darm = eerste stukje darm na de maag (12 duim/ 30cm lang)

Gaat open als eten ertegen duwt. 
Gaat daarna pas weer open als de zure brei minder zuur is geworden door het alvleessap wat er in de 12-v darm bij komt. (ongeveer 10 min)

Slide 21 - Tekstslide

Bij onvoldoende aanmaak van maagsap kan er uiteindelijk bloedarmoede ontstaan. Leg uit hoe dit kan (T2) (BiNaS)

Slide 22 - Open vraag

12.3.4 12-v darm
afvoerbuizen vanaf de alvleesklier en galblaas

alvleessap - pH8 (bicarbonaat) en enzymen die koolhydraten, vetten en eiwitten (verder) verteren

hoge pH neutraliseert maagsap en bij deze pH werken de enzymen het beste

Slide 23 - Tekstslide

Wat gebeurt er met pepsine uit het maagsap HCl als het in de twaalfvingerige darm is aangekomen? (T1)

Slide 24 - Open vraag

1) Wat zijn de eindproducten van het verteren van DNA? (T1)
2) Waar worden de enzymen gemaakt die DNA verteren? (T1)

Slide 25 - Open vraag

Bij baby's wordt lipase niet geproduceerd in de alvleesklier. Waar dan wel? (T1)

Slide 26 - Open vraag

12.3.4 galblaas
lever produceert gal 
de galblaas slaat het op

gal EMULGEERT vetten,
werkt dus als een soort zeep

hierdoor kunnen de vetverterende
enzymen (lipase) uit alvleesap
er veel beter bij en hun werk doen

Slide 27 - Tekstslide

Juist of onjuist.
Gal verteert vetten.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

12.3.5 dunne darm
  • 5 m lang
  • vertering wordt hier afgerond door enzymen in darmsap
  • dit levert monosachariden, vetzuren, glycerol en aminozuren op


Slide 29 - Tekstslide

Noem 4 enzymen die zitten in het dunne darmsap ?

Slide 30 - Woordweb

opppervlaktevergroting
In de dunne darm worden de voedingsstoffen opgenomen = resorptie

Bouw darmwand zorgt voor oppervlaktevergroting (32m2)

darmplooien - darmvlokken - microvilli (uitstulpsels darmcellen)

Slide 31 - Tekstslide

resorptie
resorptie = opname voedingsstoffen (behalve water) d.m.v. actief transport

de stoffen worden opgenomen door fagocytose en afgegeven aan de weefselvloeistof

vanuit de weefselvloeistof wordt het opgenomen in de haarvaten in de dunne darm wand

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Noem alle verteringsproducten die in de dunne darm kunnen worden opgenomen

Slide 34 - Woordweb

Bij de overgang van de slokdarm naar de maag verandert de pH van ongeveer 7 naar ongeveer 2. Dit wordt veroorzaakt door:
A
het splitsen van moleculen in het voedsel, waardoor er zuurgroepen ontstaan
B
de maagsapklieren die HCl afscheiden in de maagholte
C
bacteriën die zuren afscheiden

Slide 35 - Quizvraag

Bij de overgang van de maag naar de twaalfvingerige darm verandert de pH van ongeveer 2 naar ongeveer 8. Dit wordt veroorzaakt door:
A
het splitsen van moleculen in het voedsel, waardoor er basische groepen ontstaan.
B
de alvleesklier die carbonaten afscheidt, waardoor de zure maaginhoud wordt geneutraliseerd.
C
de gal die zuur bindt.
D
de vetten die gesplitst worden waardoor er heel veel vetzuren ontstaan die zorgen voor een hoge pH.

Slide 36 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Gal bevat verteringsenzymen.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Gal wordt geproduceerd in de lever.
A
juist
B
onjuist

Slide 38 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Gal is een bloedafbraakproduct.
A
juist
B
onjuist

Slide 39 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Gal is een ander woord voor lipase.
A
juist
B
onjuist

Slide 40 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Gal emulgeert vetten.
A
juist
B
onjuist

Slide 41 - Quizvraag

Welke verteringsproducten worden opgenomen door de dunne darm?
A
enkelvoudige suikers, vetten, DNA en aminozuren
B
alle suikers, vetzuren, fosfaten en aminozuren
C
enkelvoudige suikers, vetzuren, stikstofbasen en aminozuren
D
enkelvoudige suikers, vetzuren, RNA, stikstofbasen en aminozuren

Slide 42 - Quizvraag

dikke darm
  • 1,5 m
  • blinde darm - appendix
  • endeldarm - anus
  • darmflora
  • vitamine K en water resorptie
  • ontlasting = ontverteerde voedselresten, darmbacterien, afvalstoffen, water, slijm

Slide 43 - Tekstslide

Aan de bak!
maken en nakijken basiskennisvragen 12.3
maken begrippenlijst 12.3

Klaar? Ga extra oefenen.
https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Verteringsstelsel/verteringsstelsel.htm (R)
https://biologiepagina.nl/Oefeningen/veteiwitkoolhydraat/vek.htm (T1)

https://biologiepagina.nl/ExamenHAVO/Vertering/examenvertering.htm (T1, T2, I)



Slide 44 - Tekstslide

leerdoelen
  1. je kunt uitleggen wat resorptie is, om welke stoffen dit gaat en op welke plekken in het lichaam dit gebeurt.
  2. je kunt uitleggen hoe het verteringsstelsel wordt aangestuurd door zowel het hormoonstelsel als het zenuwstelsel.
  3. je kunt uitleggen wat het animale en autonome zenuwstelsel doet.

Slide 45 - Tekstslide

aan de slag


Lees 12.4 en 12.5 aandachtig door en beantwoordt daarna de volgende vragen....

Slide 46 - Tekstslide

regeling
hormonen regelen o.a. het openen en sluiten van het maagportier/ productie alvleessap

zenuwstelsel werkt veel reflexmatig (autonome zenuwstelsel), zoals de peristaltische bewegingen, productie maagsap, aandrang om naar de wc te gaan

zindelijk worden = je autome zenuwstelsel (aandrang) onderdrukken met animale zenuwstelsel (ontlasting ophouden)

Slide 47 - Tekstslide

Zoek uit...Waarom worden grote vetzuurketens niet direct opgenomen in het bloed maar eerst opgenomen in de lymfevaten?

Slide 48 - Open vraag

Welke stoffen kunnen via de maagwand worden opgenomen?

Slide 49 - Open vraag

In welke situatie zou je kiezen voor zetpillen en niet voor pillen voor oraal (doorslikken) gebruik?

Slide 50 - Open vraag

In welke darm wordt het meeste water geresorbeerd?
A
dunne darm
B
dikke darm

Slide 51 - Quizvraag

Als iemand langdurig, veel alcohol binnenkrijgt, kan de afvoergang van de alvleesklier afgesloten raken. Producten van de alvleesklier blijven dan in de alvleesklier achter en veroorzaken daar beschadiging van het alvleesklierweefsel. Waardoor wordt deze beschadiging veroorzaakt?
A
door enzymmoleculen
B
door hormoonmoleculen
C
door glucosemoleculen

Slide 52 - Quizvraag

In tropische landen hebben veel toeristen last van reizigersdiarree. Een toerist wordt bijvoorbeeld
via het voedsel besmet met voor zijn lichaam onbekende bacteriën.
Er zijn dan niet direct voldoende hoeveelheden antistoffen in zijn lichaam aanwezig, zodat de
bacteriën zich kunnen vermeerderen en diarree veroorzaken.
Patiënten met reizigersdiarree kunnen hierdoor snel uitdrogen, vooral als ze geen extra water
drinken. Tegenwoordig kan men antistoffen tegen deze bacteriën uit melk van op een bepaalde manier
behandelde koeien. Een injectie met deze antistoffen kan een toerist gedurende enige tijd
tegen deze hinderlijke ziekteverschijnselen beschermen.
--> Waardoor droogt een patiënt met reizigersdiarree snel uit?
A
doordat bij elke besmetting koorts ontstaat, waardoor de patiënt veel vocht verliest door verdamping.
B
doordat de bacteriën water verbruiken, zodat voor de patiënt niet meer voldoende beschikbaar is.
C
doordat veel vocht met de ontlasting verloren gaat.

Slide 53 - Quizvraag

Je hebt als kind in je broek gepoept (niet expres). Welk zenuwstelsel heeft 'gewonnen'. Het animale of autonome zenuwstelsel?
A
animale zenuwstelsel
B
autonome zenuwstelsel

Slide 54 - Quizvraag

De maagwand begint met maagsap productie zodra voedsel in de maag komt. Welk zenuwstelsel is hiervoor verantwoordelijk?
A
animale zenuwstelsel
B
autonome zenuwstelsel

Slide 55 - Quizvraag

aan de slag
  • maken en nakijken t/m 12.5
  • maken begrippenlijst 12.4 en 12.5
  • maken mindmap 12.4 en 12.5
  • biologiepagina.nl oefenen en uitlegvideo's
  • PO 10.5. Amylase werking onder verschillende omstandigheden voorbereiden in duo
  • microscopie - dunne darm bekijken

Slide 56 - Tekstslide