4A
1 / 27
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Start met een inleiding waarin je kort de onderdelen van de presentatie noemt.
Slide 2 - Tekstslide
Tijdsplanning: maximaal 2 minuten
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 4 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 5 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 6 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 7 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 8 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 9 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Slide 10 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 11 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 12 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 13 - Tekstslide
Differentiatie is het inspelen op de behoeften van leerlingen op basis van hun verschillen. Dit doet een docent door de verschillen tussen leerlingen bewust te verwerken in het lesplan. Hiervoor is het is belangrijk om je af te vragen wat de leerling van de docent nodig heeft om het maximale uit zichzelf te halen op zowel het gebied motivatie als leeropbrengsten.
· Directe kenmerken (prestaties, leervoorkeuren, interesse of motivatie)
Divergent differentiëren:
Het stellen van individuele doelen en creëren van een leerlijn die aangepast zijn op de behoeften van de individuele leerling
Convergente differentiatie:
Het stellen van minimale lesdoelen die door alle leerlingen behaald moeten worden. De verschillen zitten in instructie, begeleide inoefening en verwerking.
Slide 14 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 15 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 16 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 17 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 18 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 19 - Tekstslide
coachingsgesprekken voeren met de individuele leerling;
ontwikkelingsgerichte feedback geven;
samen reflecteren op de leervaardigheden
Slide 20 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 21 - Tekstslide
Taakuitvoering
Bij feedback op de taakuitvoering geeft de feedbackgever aan in hoeverre de taak goed is uitgevoerd, en in hoeverre de taak is begrepen. Hierbij kan je aangeven waarom iets goed of waarom iets fout is. Dit is in het onderwijs de meest gebruikte vorm van feedback, en wordt ook gegeven in de vorm van cijfers. Volgens Hattie en Timperley is het geven van aantekeningen op het gemaakte werk echter waardevoller dan het geven van cijfers.
Proces
Bij feedback op het proces richt je je op de strategie of aanpak van het uitvoeren van de taak. Het is hierbij dus van belang dat je als docent inzicht krijgt in niet alleen de uitkomst, maar de aanpak van de taak. Je moet hierover in gesprek gaan met de leerling, en zien in hoeverre zij hun taak begrijpen. Vervolgens kan de docent alternatieve oplossingen aandragen of vragen stellen om de leerling verder te helpen.
Zelfregulerend leren
Deze vorm van feedback houdt in dat je de leerling leert hoe ze zelf kunnen kijken naar hun eigen leerproces. Het is de taak van de docent om de leerlingen de tools te geven waarmee ze gericht aan de slag kunnen met het evalueren van hun eigen werk. Ze moeten vervolgens zelf nadenken over de fouten die ze hebben gemaakt en de oorzaken daarvan. Dit draagt bij aan het gevoel van autonomie.
Persoon
Is wanneer je feedback geeft op de persoon, en niet de taak. Voorbeelden zijn: Goed gedaan/goed gewerkt zeggen tegen een leerling. Hoewel leerlingen gevoelig zijn voor dit soort complimenten, is het niet de uitgewezen manier om de leerlingen verder te brengen in hun proces.
Slide 22 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 23 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 24 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 25 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 26 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 27 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
